Chartreusegebied in Brugge bedreigd by Lappersfront (edited by joeri) Tuesday July 23, 2002 at 03:23 PM |
joeri@indymedia.be |
De voorbije maanden is de discussie omtrent de toekomstige invulling van het zgn. Chartreusegebied in Brugge weer volop losgebarsten...
Gelegen tussen de E40 en de N31 zou het de uitgesproken plaats zijn voor de inplanting van iets waarvan de omschrijving vaag blijft; vroeger een hoofdkwartierenzone, nu een hoogtechnologisch studiecentrum voor machinebouw. Hierbij zouden opnieuw ettelijke hectaren
cultuurhistorisch waardevol gebied opgeofferd worden aan "het algemeen belang". Dit zou meteen ook het einde betekenen van één der schaarse open ruimtes die in de Brugse deelgemeente Sint-Michiels nog niet ten prooi was gevallen aan de alles verslindende verstedelijking.
Bedreiging voor het groen
Op Archeologisch vlak
voor meer info: vzw groen Brugge: klik op chartreusegebied (in de linkerkolom)
- Een doorvoering van de plannen op deze locatie is het doorbreken van de groene gordel rond Brugge. We vinden dit onaanvaardbaar want dit kan leiden tot een geleidelijke afbraak van het groen rond de Stad.
- Het open gebied van de chartreuse sluit perfect aan bij de bossen van Sint-Andries, dit open gebied is een uitstekend jachtgebied voor roofvogels. Indien dit gebied zou worden aangetast dan komen deze soorten in de verdrukking.
De kern van het gebied wordt gevormd door een statige hoeve, het Groot Magdalenagoed (de leegstaande boerderij is eigendom van het OCMW, en werd gekraakt werd in juni om er een soort ontmoetings- & sociaal centrum van te maken), dat op basis van zijn nog gedeeltelijk zichtbaar walgrachtensysteem duidelijk teruggaat tot de late middeleeuwen (13-14e eeuw). Het werd vanaf het einde van de 14e eeuw eigendom van de leprozerij van Brugge (Vervenne 1976, 36-37). In het midden van de 15e eeuw werd de leprozerij ook eigenaar van het vlakbij gelegen Klein Magdalenagoed (Vervenne 1976, 42).
Voor het reeds zwaar geteisterde Vlaamse bodemarchief zou de uitvoering van dit plan catastrofale gevolgen hebben. Het gebied herbergt immers waardevolle archeologische relicten. Deze kwamen aan het licht bij de luchtfotografische prospecties van J. Semey, verbonden aan de Vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van de Universiteit Gent. Ook in het noorden van West-Vlaanderen kwamen hierbij talrijke nieuwe vindplaatsen aan het licht (Hollevoet 1999). Vaak zijn de archeologische sporen slechts enkele dagen zichtbaar, als verkleuringen in de gewassen. Dergelijke zgn. crop marks worden veroorzaakt door een relatief grotere vochtigheid op plaatsen waar de natuurlijke ondergrond door de mens werd verstoord. Oude gedempte grachten zijn wel de meest zichtbare sporen maar onder ideale omstandigheden ontsnappen ook andere verkleuringen niet aan een geoefend oog.
Het meest tot de verbeelding sprekend spoor in het Chartreusegebied is een grachtencomplex dat min of meer de vorm heeft van een enorme paperclip. In Vlaanderen is vooralsnog geen tweede voorbeeld gekend. Mogelijk had het een rituele functie en maakte het deel uit van een funerair complex uit de midden bronstijd (3e millennium BC) waarvan in de onmiddellijke nabijheid sporen zijn gevonden. Het
gaat om zgn. circulaire structuren die de laatste getuigen zijn van grafheuvels. De ronde grafheuvel zelf is door de eeuwenlange landbouwactiviteit volledig geëgaliseerd; wat wel bewaard bleef, zijn de restanten van de gracht die rond deze monumentjes werd gegraven.
Algemeen is bij opgravingen van soortgelijke complexen gebleken dat deze steeds een grote aantrekkingskracht op de mens hebben uitgeoefend. Niet zelden treft men bij dergelijke grafmonumenten dan ook archeologische sporen uit latere tijden (pre-Romeinse ijzertijd, Romeinse periode of vroege middeleeuwen). Hierbij gaat het soms om nederzettingscontexten, maar vooral om grafvelden die het funerair karakter van het gebied niet enkel onderstrepen maar ook voortzetten in de tijd. In elk geval concentreren de archeologische sporen zich niet enkel op de terreinen die direct aansluiten bij de paperclip. Ook de velden ten zuiden van de veldweg tussen Klein Magdalenagoed en Heidelbergstraat zijn archeologisch besmet.
Gelet op het unieke karakter van de gedocumenteerde sporen wordt dan ook vanuit het standpunt van de archeologische monumentenzorg gepleit voor een behoud van de huidige toestand in betrokken gebied. Hierdoor is niet enkel bebouwing af te raden; het aanplanten zou eveneens negatieve gevolgen hebben voor de site. Ook natuurontwikkelingsprojecten kunnen een bedreiging vormen voor het kwetsbare bodemarchief (Hollevoet 2000).