Uit het VMT: Europa na de Top van Laken by André Mommen, Koen Dille en Jan Dumolyn Monday April 15, 2002 at 03:45 PM |
imavo.vmt@ping.be |
Het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie (EU) moest eindigen met het Verdrag van Laken, dit tot meer eer en glorie van Verhofstadt. Het eindigde met de kater van Laken. Jammer dan toch van de Verklaring van Laken. Want met een krachtiger Europa wilde Verhofstadt ook de wereldpolitiek betreden. Zelf op drijfjacht gaan naar Bin Laden moest kunnen. Dit mooie plan is evenwel op een sisser uitgelopen. Had Verhofstadt in zijn naïviteit de lat te hoog gelegd? Gelukkig was er daarna nog de spanning rond de invoering van de euro. Volgens de media bewees deze succesvolle technische operatie dat Europa alweer een grote stap voorwaarts heeft gezet. Want wat men in zijn portemonnee heeft zitten, draagt men ook in zijn hart mee.
Tijdens de hoogmis in Laken bleek al snel dat het nationale belang de Europese regeringen verdeelt. Zo kreeg Louis Michel te horen dat hij niet in naam van anderen mocht praten over ingrijpen in Afghanistan. Van een Europees buitenlands en militair beleid is geen sprake. De grote Europese lidstaten nemen immers eerst alle belangrijke beslissingen in kleine kring alvorens de kleintjes mee op sleeptouw te nemen. Maar is dat eigenlijk ooit anders geweest? In 1950 voegde de Franse regering met de jonge Duitse Bondsrepubliek de kolen- en staalmarkt bij elkaar. De Benelux mocht samen met het berooide Italië mee aanschuiven. Dit spelletje werd enkele jaren later met de oprichting van de Europese Economische Ge-meen-schap (EEG) nog eens herhaald. Het Verdrag van Maastricht met de euro was niet meer dan een potje dat president François Mitterrand in 1991 op het vuur had gezet om het herenigde Duitsland hechter aan Frankrijk te koppelen. België en Nederland volgden onmiddellijk met enthousiasme omdat ze hun belangrijkste handelspartners niet wilden laten lopen. De armlastige lidstaten uit Zuid-Europa volgden eveneens omdat ze uit de Europese subsidieruif eten. De Europese ziel zit in de portemonnee.
Duitsland dwong echter het Stabiliteitspact op. Alvorens te worden toegelaten tot de euro moesten de kandidaat-lidstaten niet alleen eerst een examen passeren, maar daarna ook hun financiën op orde houden. Het financieringstekort mocht maximaal 3 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedragen en de staatsschuld maximaal 60 procent van het BBP. Op de dag van het examen was men wel vergevingsgezind omwille van de lieve vrede. België werd, evenals Italië, met een totale staatsschuld van meer dan 100 procent van het BBP toegelaten. Maar de prijs ervoor was wel hoog geweest. Daarom zijn vele regeringen bezuinigingsmoe geworden en erg bang geworden voor nog meer verlies aan bevoegdheden. De regeringen denken nu veel meer dan vroeger in termen van lasten en baten. Hun burgers hebben geen behoefte aan meer Europa omdat ze heel wat van hun zekerheden bedreigd voelen, in de eerste plaats hun sociale zekerheid. Door de krampachtige aanloop naar de euro vertraagde de economische groei en liep Europa de afgelopen jaren zowat 6 miljoen banen mis. De zinloze privatiseringen met een fanatieke liberalisering van de interne markt hebben de regeringen kopschuw gemaakt.
Europa heeft aan het Verdrag van Maastricht uit 1991 een kater overgehouden doordat de regeringen hun economisch beleid moesten loslaten en blind gaan varen op de dynamiek van een te liberaliseren interne markt. Om budgettaire redenen verkocht men het tafelzilver ten einde zo de Maastrichtnorm te halen. Wat van de staatsbedrijven overblijft zijn de on-ver-koop-bare kneuzen plus het sociale passief van de operatie. De loonmatigingspolitiek om door het opkrikken van de winsten de bedrijven concurrentieel te maken, heeft weinig effect geresulteerd. Men concurreert immers op de wereldmarkt niet alleen met lage loonkosten, maar vooral met innovatieve producten. De EU mikte hier met de verkeerde middelen op het verkeerde paard. Door vrijwillig gekozen zelfdiscipline (het zogenaamde Nederlandse poldermodel met de vakbonden in de glansrol) of via bot regeringsingrijpen (België) werd voor een deflatoire trend gekozen, terwijl het aantal werklozen in Europa de kaap van 20 miljoen bereikte. Ieder land poogde op eigen houtje wat aan de werkloosheid te doen. Frankrijk koos voor het invoeren van de 35 uren. Elders was flexibiliteit troef. Meer dan enkele aanzetten voor een Sociaal Europa heeft de EU tot nu toe niet op papier gekregen. De reden? De politici lopen niet hard voor een Sociaal Europa en staan onder druk van het neoliberale eenheidsdenken. De EU is immers een project dat de belangen van het kapitaal boven alle andere belangen stelt. De arbeidersbeweging hanteert als ultieme verdedigingslijn nog altijd de kaders van de nationale welvaartsstaten. Europese betogingen van de vakbonden zijn zeldzaam. Laken was op dit punt met 80.000 demonstranten een hoopvol begin. Maar Europese collectieve arbeidsovereenkomsten worden nog altijd niet afgesloten. Dat remt de vorming van een Europees vakbondsbewustzijn aan de basis af. Door het ontbreken van een Europese arbeidsmarkt en welvaartsstaat wordt de vakbondsmacht buiten spel gezet. Het gevaar dreigt nu dat na veel gekissebis de EU niet verder geraakt dan het ontwerpen van een minimaal sociaal vangnet (armoedebestrijding), in plaats van een volwaardige Europese welvaartsstaat te ontwerpen. Frank Vandenbroucke prijst zichzelf alsnog gelukkig met het opstellen van sociale indicatoren om tot meer harmonie en overeenstemming te komen over de krijtlijnen van een nogal veraf Sociaal Europa. De antiglobaliseringsbeweging deed daarom een oproep om het Europees project opnieuw te formuleren in het belang van de grote massa en van de arme landen in het Zuiden.
Een sociaal Europa moet vooral een solidair Europa zijn en alleen een solidaire loonpolitiek kan de basis ervan zijn. Waarom? Omdat een solidaire loonpolitiek de enige garantie vormt voor meer welzijn voor iedereen die zijn inkomen uit arbeid haalt. Negentig procent van de werkende bevolking is immers in loondienst. Een solidaire loonpolitiek veronderstelt dat – op de arbeidsmarkt is immers niemand spontaan solidair – de lonen de prijsstijgingen ge-com-pen-seerd krijgen, de gestegen productiviteit volgen en ook de basis zijn voor een sociale politiek. Dat laatste betekent een herverdelingspolitiek waarbij de winsten aan banden worden gelegd en een egalitaire inkomenspolitiek met solidariteit in de arbeidersklasse én tussen de diverse sociale klassen. Een solidaire loonpolitiek heeft uiteraard oog voor macro-economische doelstellingen als volledige tewerkstelling en lage inflatie en verliest de betalings- en han-dels-ba-lans niet uit het oog. Het neoliberale marktdenken heeft in de EU een solidaire loonpolitiek uit-gebannen. De massale werkloosheid wilde men immers door een concurrentiële loon-po-li-tiek aanpakken, waarbij de loonsverhogingen ver achterbleven op de pro-duc-ti-vi-teits-ont-wik-ke-ling en waardoor de vermogenswinsten de pan uit mochten swingen. De loondifferentiëring is in het laatste decennium sterk toegenomen mede als gevolg van de precarisering en fle-xi-bi-li-se-ring van de arbeidsvoorwaarden. De solidaire loonpolitiek die zo typerend was voor de loonstructuur in de Fordistische bedrijven, is verdwenen. Men neemt aan dat in België zeker 60 procent van de arbeidskrachten onderworpen is aan flexibele arbeidsvoorwaarden.
Zelfverrijking is tot de hoogste norm verheven. De toon wordt hier gezet door de topmanagers die de kassa kraken en een bonus krijgen als ze vaste contracten in tijdelijke omzetten. Dit zijn indicatoren waar Vandenbroucke ook naar moet zoeken om zijn Sociaal Europa een fun-da-ment te bezorgen nu de crisis van het Europese Fordisme steeds meer in beeld komt en de assemblagebedrijven delen van hun productieproces uitbesteden aan onderaannemers.
Een terugkeer naar een solidaire loonpolitiek is haast onmogelijk. Door de onderaanneming is elke boekhouding van de productiviteitsstijgingen en van de werkelijk gerealiseerde winsten uiterst moeilijk geworden. Allerlei afwentelingsmechanismen, veelal met medewerking van de fiscus, benemen ons het zicht op de werkelijkheid. Omdat de Europese regeringen niet meer aan anticyclische conjunctuurpolitiek doen en de multinationale bedrijven geen financiële buffers meer aanleggen (die worden immers aan de aandeelhouders uitgekeerd) is elke vorm van sociaal beleid gebaseerd op het oude "partneriaat" onmogelijk. De regeringen moeten daarom ook steeds vaker de sociale gevolgen van herstructureringen, bedrijfssluitingen en faillissementen opvangen. Ze proberen daarom via de Renault-regeling de willekeur waarmee multinationals productieafdelingen sluiten, te bemoeilijken. Maar inmiddels is elke verwijzing naar een relance bij een conjuncturele inzinking taboe geworden, zo constateerde Jean-Pierre Chevènement. Hij rekende voor dat de Verenigde Staten zich tijdens de recessies van 1975, 1982 en 1992 niets hebben aangetrokken van de regels van de financiële orthodoxie, want ze verhoogden toen telkens op uitbundige wijze hun overheidsinvesteringen. Na 11 september 2001 met een recessie in zicht zag president Bush de kans schoon om stimuleringsmaatregelen voor 20 miljard dollar aan te kondigen. Gezien de Europese context is een dergelijk stimuleringsbeleid hier onmogelijk. Want welke instantie zou een dergelijk beleid moeten ontwerpen en begeleiden? De Europese Centrale Bank (ECB) kan of wil dat niet, want die moet vooral het succes van de euro op de wisselmarkten realiseren. Het Stabiliteitspact doet de rest.
Van het succes van de euro wordt na de mislukking in Laken des te meer verwacht. Sommigen denken zelfs dat de Europese dynamiek zich nu via de wisselmarkten op gang moet trekken. Het nieuwe betaalmiddel moet de mensen een Europees gevoel in de portemonnee geven en de bestedingen aanzwengelen. Hebben velen hun spaarkous ("zwart geld") niet leeggehaald en in de winkel vele dure spullen gekocht? Ondermeer dure Mercedessen zouden in trek zijn geweest. Dat heeft de crisis na 11 september verzacht. De middenstand heeft inmiddels alle prijzen naar boven afgerond en daardoor de bestedingen kunstmatig opgekrikt. Iedereen gelooft in de euro. Zelfs de Balkan heeft alle Duitse marken in euro's ofwel in bakstenen omgewisseld. Kortom, baron von Münchausen trekt zich aan zijn eigen euro uit het moeras. De werkelijkheid is echter prozaïsch. Ook morgen zal de dollar de grote internationale betaalmunt blijven en zullen de Amerikanen door de export van hun dollar een deel van hun inkomen op de pof verdienen. De EU met 20 procent van de wereldeconomie heeft inmiddels weinig impact op de wereldpolitiek. Sinds de val van de Muur behoren de vroegere socialistische landen wel tot de Europese periferie, maar via de NAVO zijn de Amerikanen er de baas. De Middellandse Zee is een Amerikaanse binnenzee. In Afrika speelt de EU een tanende rol nu Frankrijk hier enkele buitenposten sluit.
Door de Top van Laken heeft iedereen kunnen zien dat dit Europa niet weet wat het wil. Toch moeten er dringende institutionele hervormingen komen die van de EU een natiestaat moeten maken. De politici willen dat niet. Trouwens, hoe maak je een natiestaat met deelstaten die allemaal aan hun eigen culturele en fiscale status aparte vasthouden? Voorts is er de problematiek van de uitbreiding van de EU. Van de kandidaat-lidstaten wordt verwacht dat ze vooraf hun instellingen en economieën aanpassen aan die van de EU. Maar erg happig op nieuwkomers is de EU niet. Er is de toegenomen talenchaos. Men is bang voor een verlamming van de besluitvorming met een pak nieuwe lidstaten erbij. De lidstaten in het Zuiden zijn bang om hun subsidies met de armlastige nieuwkomers in het Oosten te moeten delen. Inmiddels heeft zich een ernstige conjuncturele inzinking aangekondigd. Dat zou de Europese besluitvorming wel eens parten kunnen spelen nu overal de nationalistische geesten uit de fles komen. In enkele landen zijn er verkiezingen (Frankrijk, Nederland, Duitsland) en dat doet het nationale belang terug op de voorgrond treden. Het Stabiliteitspact ligt onder vuur in Italië waar een bonte collectie van schurken de macht in handen heeft. Reeds verleden jaar in de zomer zei de Italiaanse minister van Financiën Giulio Tremonti lak te hebben aan het Stabiliteitspact. Umberto Bossi van de racistische Lega Nord viel hem daarna bij. Na de woelige Top van Laken, waar Berlusconi zich als een querulant gedroeg, kreeg minister Renato Ruggiero zijn ontslag omdat hij niet langer meer het euroscepticisme van zijn collega's wilde pikken.
Met Berlusconi zijn we weer bij de EU aanbeland. Wat wil deze EU nu worden? Dat is te Laken niet duidelijk geworden. Er bestaan nu twee zones in de EU. Twaalf van de vijftien lidstaten zijn in de bus van de euro gestapt en varen nu een eigen monetaire en budgettaire koers. Groot-Brittannië rijdt op de treeplank mee, maar weigert in de koets van de euro plaats te nemen. De Britse export gaat slechts voor de helft naar de eurozone. Wat verklaart waarom de Britten militair zo stevig aan de Amerikanen vastplakken. Intussen geven alle Europese regeringen blijk van een steeds groter conformisme ten aanzien van dat Amerikaanse militaire overwicht. De oorlog in Afghanistan heeft dat eens te meer aangetoond. De EU bezit nog altijd geen gewapende arm. Washington beslist daarom voor de EU via de NAVO. De grote lidstaten gunnen elkaar niets en laten de kleintjes niet meedoen. Zo zag men te Laken onverkwikkelijke ruzies tussen tapijthandelaren uitbreken over de vestigingsplaats van enkele nieuwe Europese instellingen (de agentschappen voor voedselveiligheid, burgerbescherming, immigratie en maritieme zaken).
Verhofstadt bedekte zijn naaktheid met de lakense jas van de Europese Conventie. Deze Conventie met een honderdtal afgevaardigden van de regeringsleiders, de nationale parlementsleden, de Commissie en het Europees Parlement moet een voorstel uitwerken voor een grondige wijziging van de Europese verdragen. Hoe dat moet is onduidelijk, want over vrijwel alle politieke vraagstukken in de Verklaring van Laken – de bevoegdheidsbegrenzing van de EU, een senaat van nationale parlementsleden of het roulerend voorzitterschap van de Raad – bestaat alsnog geen begin van overeenstemming. Verhofstadt kon niet anders dan onder druk van Jacques Chirac de voorbereidingscommissie onder leiding van Valéry Giscard d'Estaing te stellen. Hij voegde er Jean-Luc Dehaene en Giuliano Amato aan toe. Deze Conventie gaat van start zonder deadline en wordt nog eens aangevuld met waarnemers van zowel de vakbonden als de ondernemers. Mocht er al een eindvoorstel komen, dan nog zullen de regeringsleiders de knopen moeten doorhakken. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat deze Conventie voor elkaar zal krijgen wat de afgelopen tien jaar onmogelijk is gebleken. Deze Conventie is enkel uit voluntaristische verlegenheid geboren. De regeringsleiders wilden zich een tweede afgang à la Nice besparen. De Conventie is daarom democratisch zwak gelegitimeerd. Dat beperkt haar politieke manoeuvreerruimte aanzienlijk. Alleen een direct door het volk gekozen Constituante zou die legitimiteit wél bezitten, maar dat initiatief zou dan mede voort moeten komen uit een Europees Parlement dat nog altijd een zandbak is voor verkozenen van de nationale partijen. Is het niet tijd dat de burgers waarop de liberalen zo graag beroep doen, duidelijker betrokken worden bij de besluitvorming? De Conventie bevestigt slechts het democratisch deficit dat zo typisch is voor de Europese instellingen. Nu zullen de oude tegenstellingen zich gewoon achter de valse retoriek van de Verklaring van Laken kunnen verschuilen. Dat een ervaren loodgieter als Dehaene nu een beroep wil doen op het voluntarisme, zegt al genoeg over de luciditeit van sommige afgeschreven politieke kanonnen. Toch mogen de politieke machthebbers de gevaren van een mislukte Conventie niet onderschatten. Het gevaar is immers reëel dat de EU verder kan afbrokkelen tot een vrijhandelszone.
******
Lees het Vlaams Marxistisch Tijdschrift!
Nu een half 'themanummer' over neoliberalisme en antikapitalisme.