arch/ive/ief (2000 - 2005)

Nieuw nummer VMT: 9 antikapitalistische stellingen door Alex Callinicos
by IMAVO Monday April 15, 2002 at 03:36 PM
imavo.vmt@ping.be 02.514.00.08 Kazernestraat 33, 1000 Brussel

Het nieuwe nummer van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift bevat verschillende artikels i.v.m. het neoliberalisme en de nieuwe antikapitalistische bewegingen. We geven hier alvast een uittreksel: negen antikapitalistische stellingen van de vooraanstaande marxistische theoreticus Alex Callinicos

NEEM EEN ABONNEMENT op het VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT: progressieve en kritische informatie en reflectie op niveau. Meer info via imavo.vmt@ping.be of Kazernestraat 33, 1000 Brussel.

INHOUD VMT 2002-01 (maart)

Standpunt
Europa na de Top van Laken

André Mommen, Koen Dille en Jan Dumolyn

Binnenland
De democratische revolutie van bovenaf ? Over het paars-groene enthousiasme voor volksraadplegingen en interactieve beleidsvoering

Patrick Stouthuysen
De val van Sabena: een poging tot een verklaring

Michel Capron
Reacties op André Mommens "Het Groene populisme van Agalev" (VMT 2001-4):

1. Dirk Holemans: "Hopelijk wordt investeren in nieuwe ideeën ooit populair"

2. Henk Vandaele: "De Heer Mommen als een aartsconservatief denker"

Mondiaal
Na Porto Alegre: van ‘antiglobalisering' naar antikapitalistische totaalkritiek en herovering van de publieke ruimte?

Jan Dumolyn
Porto Alegre II: Oproep van sociale bewegingen: Verzet tegen neoliberalisme, oorlog en militarisme: voor vrede en sociale rechtvaardigheid
Neoliberalisme en antiglobaliseringsbeweging in Canada: de transformatie van de jaren negentig

William K. Carroll en William Little
Beslissende verkiezingen in Frankrijk

Roger Martelli


Politieke filosofie
Negen antikapitalistische stellingen

Alex Callinicos
De mondiale controlemaatschappij

Michael Hardt
Het nieuwe racisme

André Mommen
Kapitalisme, socialisme en de belangrijkste drijfveren in de mens

Pieter Frantzen

Nieuwe klassieken
Serge Mallet: "La nouvelle classe ouvrière"

Koen Dille

Boeken
Jos Geysels, Curieuze gedachten (André Mommen)
Patrick Dewael, Wederzijds respect. De gevaren van de het Blok (André Mommen)
Hendrik Bogaert: Het huis van Jolien (André Mommen)
Patrick Loobuyck: Vreemdelingen over de (werk)vloer. Het debat over arbeidsmigratie en de migratiestop in kaart (Ludo Abicht)

Tijdschriften

Over de auteurs en vertalers

Foto: Willy Dee


ARTIKEL:

Negen antikapitalistische stellingen

Alex Callinicos

Alex Callinicos werkt momenteel aan een "Anti-Capitalist Manifesto". Hij gaf ons de toelating om zijn schets van het laatste hoofdstuk ervan in het Nederlands te vertalen.

Perry Anderson heeft gelijk: "de Derde Weg is het beste ideologische hulsel voor het neo-li-be-ra-lis-me." Dit betekent niet dat het neoliberalisme geen andere vermommingen kan of zal vinden, maar tegenwoordig is de idee dat efficiëntie zoals de markt haar definieert en rechtvaardigheid zoals de socialisten haar hebben opgevat, de politiek invloedrijkste ideologie zowel in de ont-wik-kel-de kapitalistische landen als in de voornaamste derdewereldstaten.

Dit is echter niet onbetwist. De Seattle-demonstraties eind november 1999 gaven het begin van een golf van antikapitalistische protesten aan. De ervaring met een neoliberaal beleid gaf de stoot voor deze beweging. Terzelfder tijd bood de grotere rol van verschillende internationale in-sti-tu-ties als vehikels voor de leidende kapitalistische staten om hun beleid op te dringen, hoogst zicht-ba-re mikpunten voor druk en protest. In 2000 waren de voornaamste plaatsen van deze de-mon-stra-ties Washington, Millau, Melbourne, Praag, Seoel en Nice. Ongetwijfeld zullen er in de ko-men-de jaren vele andere zijn. Verdedigers van de Derde Weg waren snel om de an-ti-ka-pi-ta-lis-ti-sche beweging af te wijzen. Zo heeft zich John Lloyd, die gedurende het laatste decennium zijn tijd verdeelde tussen verdedigingen voor New Labour en Don-Quichotachtige pogingen om de Wes-terse opiniemakers te overtuigen dat eerst Boris Jeltsin en nieuw (zelfs minder waar-schijn-lijk) Vladimir Poetin Ruslands enige hoop voor een welwarende en democratische toekomst wa-ren, op een hautaine wijze afgemaakt van de Franse boerenleider José Bové als iemand die een re-gressieve, verwarde, nationalistische beweging vertegenwoordigde: "Mr Bové, beminnelijk, met snor, mediavriendelijk, verenigt te veel onder zijn vlag om coherent te zijn. Zijn beweging verenigt te veel om samenhangend te zijn. Zijn beweging bestaat door middel van het internet en de telefoon maar belastert de wetenschap en de multinationals die ze ontwikkelde. Zij zoekt al-li-an-ties met groepen waarvan de leden, als burgers van de rijke, machtige en mondiaal com-pe-ti-tie-ve Franse economie, grotendeels van de globalisering profiteren. Maar hij heeft een snaar geraakt ... de snaar van een alternatieve beschaving, Frankrijk, en een alternatieve levensstijl, de een-voud. Geen van beide is ten volle mogelijk in de reële wereld: maar in de door de media geleide, feestelijke wereld die rond de boerenprotesten geschapen is, blijkbaar wel."

De an-ti-ka-pi-ta-lis-ti-sche beweging is zeker nog steeds op verschillende manieren incoherent en on-sa-men-han-gend. Maar waartegen ze is, is duidelijk: volgens de slogan die door Bové zelf ge-po-pu-la-ri-seerd is: "Le monde n'est pas une marchandise" – de wereld is niet te koop. Met andere woor-den, de protesten zijn gericht tegen de meedogenloze commodificatie van alles – tot en met de genen die het werkelijke materiaal van het leven zelf zijn – die door de neoliberale hegemonie ge-pro-moot en door de Derde-Weg-regeringen versterkt is. Men bekladt de protesten op een lou-ter dwaze manier wanneer men ze van nostalgisch nationalisme beticht: ze worden eerder door hun internationalisme gekenmerkt – Bové behoorde tot de talrijke activisten van over de gehele wereld die deelnamen aan de Seattle-demonstraties. Daarin hebben de theoretici van de politieke glo-ba-li-sering gelijk: zelfs de zeer beperkte vormen van multilateralisme die in de vorige ge-ne-ra-tie zijn ontwikkeld, hebben geholpen om het ontstaan te bevorderen van wat David Held en zijn medeauteurs van Global Transformations "de transnationale sociale bewegingen" hebben ge-noemd. Deze bewegingen zijn nu begonnen met het vinden van een gezamenlijke focus en het naar voren schuiven van intellectuele woordvoerders zoals Pierre Bourdieu, Susan George en George Monbiot. Een krachtige kritiek op het neoliberalisme, en een alternatieve ideologie voor de Derde Weg is aan het ontstaan. Hoe is dit boek dan ook beter te besluiten dan door enkele stel-lingen op te sommen die volgens mij belangrijke elementen van zo'n ideologie lijken te zijn?

Stelling 1: De vijand is niet de globalisering, maar het globale kapitalisme.

Lloyd is typisch voor neoliberalen en verdedigers van de Derde Weg (waaronder sommigen die be-ter zouden moeten weten) die antikapitalisten betichten van het zich kanten tegen de glo-ba-li-se-ring tout court. In feite kanten antikapitalisten zich niet tegen groeiende verbindingen tussen men-sen in verschillende landen. Indien iemand, dan zijn het wel de Westerse regeringen – meest-al gedomineerd door centrum links – die trachten deze verbindingen te verhinderen door het ca-pi-tuleren voor en, in sommige gevallen, het aanmoedigen van racistische mediacampagnes tegen asielzoekers en "economische migranten". Maar, zoals ik in de voorafgaande hoofdstukken heb trach-ten aan te tonen, is de overheersende vorm van globalisering economisch en neemt deze de vorm aan van de integratie van de wereldeconomie op basis van grootschalige kapitalistische in-dus--triële en financiële instellingen. Aan deze instituties de eer geven van de wetenschappelijke en technische innovaties van de laatste generatie, is een flagrant voorbeeld van wat Marx ‘wa-ren-fe-tisjisme' heeft genoemd.

Stelling 2: De kerninstituties van het globale kapitalisme zijn de multinationale ondernemingen, de voornaamste kapitalistische staten, en de internationale instellingen die hun belangen weer-spie-gelen.

"The operations of MNCs are central to processes of economic globalization", schrijven David Held en zijn medewerkers. In 1998 waren er 53.000 multinationale ondernemingen met 450.000 buitenlandse ondergeschikten en een globale verkoop van 9,5 biljoen $. Zij maken tweederden van de wereldhandel uit: eenderde wordt ingenomen door transacties tussen ondergeschikten van dezelfde compagnie. Cijfers over buitenlandse directe investeringen geven de omvang van de economische macht van de multinationale ondernemingen te laag op: zo is ongeveer een vijfde van de grote vast kapitaal corporaties van de wereld ondernomen door de buitenlandse filialen van multinationale ondernemingen. Bovendien zijn deze compagnieën betrokken bij globale pro-duc-tienetwerken die hen verbinden met andere, gewoonlijk veel kleinere firma's.

De mul-ti-na-tio-na-le ondernemingen zijn nog steeds meestal gevestigd in de ontwikkelde ka-pi-ta-lis-ti-sche landen waar het grootste deel van hun investeringen geconcentreerd zijn. Ze hebben enor-me invloed op de regeringen van deze landen, die, bijvoorbeeld, onderling concurreren om gun-sti-ge voorwaarden aan te bieden om zodoende nieuwe binnenlandse investeringen aan te trekken. Een gelijkaardig proces van onderhandelen en beïnvloeden ontwikkelt zich nu op internationaal ni-veau. Zo hielp op de WTO-top in Seattle het vooruitzicht op verdere liberaliseringen van de han-del, meer bepaald wat de diensten betreft, om op het vlak van het lobbyen verschillende al-li-an-ties te doen ontstaan van multinationale ondernemingen – bijvoorbeeld, de US Coalition of Service Industries, de Europese Service Leaders' Group, Accelerated Tariff Liberalization. (7) An-dere groepen – bijvoorbeeld de invloedrijke Transatlantic Business Dialogue die samengesteld is uit ongeveer een honderdtal Amerikaanse en Europese bedrijfsleiders – dringen aan op meer omvattende wijzigingen die aan de multinationale ondernemingen onbelemmerde toegang tot elke nationale economie geeft.

De groeiende macht van de grote onderneminen alarmeert zelfs som-mige mensen met een sterke pro-kapitalistische overtuiging, zoals bijvoorbeeld de Wall Street investeringsconsulent Henry Kaufman: "Wat is de uitdaging op lange termijn voor de on-vol-maak-te democratie van de Ver-enig-de Staten? De voornaamste bedreiging bestaat in de huidige trend voor samensmelting en con-centratie, die niet louter in de financiële sector plaatsgrijpt, maar ook in de autoproductie, de te-lecommunicatie, de vliegtuigbouw, de petroleum, radio en televisie, computers en software." Kaufman is bezorgd over de negatieve invloed van dit proces op de concurrentie en daardoor op de economische efficiëntie: "Alhoewel de gevestigde dominante compagnie of compagnieën kwets-baar kunnen zijn op het vlak van de productie of dienstverlening, laat hun enorme ka-pi-taal-voor-deel hun toe om eenvoudig de innovaties te verwerven of te kopiëren, waarbij ze hun klei-ne-re rivalen gedurende de concurrentiefase uitschakelen."

Het proces van economische con-cen-tre-ring en centralisering heeft ook politieke gevolgen. Dit wil niet zeggen dat internationale instellingen zoals het IMF en WTO eenvoudigweg instrumenten zijn van de multinationale ondernemingen, in meerdere mate dan nationale staten zijn. Des-on-danks dienen deze instellingen in grote mate als strijdperken waarin de ontwikkelde ka-pi-ta-lis-ti-sche staten, en de economische belangen die met hen verbonden zijn, hun conflicten kunnen ar-bi-tre-ren en regelen aan de hand van voorwaarden die relatief voordelig zijn voor de grootste macht van al, de Verenigde Staten. De idee dat de internationale instellingen een embryonale vorm van een "wereldregering" vertegenwoordigen, is helaas een droom.

Stelling 3: Kapitaal is een verhouding, niet een ding.

Daar is, hoe dan ook, een tendens onder de antikapitalisten om het globale kapitalisme als een kwaad-aardige samenzwering op te vatten. Deze is gepersonifieerd in de multinationals, die vaak voorgesteld worden als een soort Borg uit Star Trek, als een kolossale vreemde entiteit die voort-du-rend in beweging is om te kunnen assimileren en vernietigen. Maar het kapitalisme is niet te her-leiden tot zijn institutionele vormen, waaronder de multinationale ondernemingen. Zoals Marx als eerste heeft aangeduid, is kapitaal een verhouding en niet een ding. Het is een on-per-soon-lijke structuur van competitieve accumulatie, die niemand kan controleren, zelfs niet de grootste individuele kapitalen.

Deze abstracte theoretische propositie heeft belangrijke concrete implicaties. Het is duidelijk dat centraal in de hedendaagse economische globalisering de ont-wik-ke-ling van meer internationaal geïntegreerde financiële markten staat. Maar financiële markten zijn geen specifieke instellingen, hoewel ze belangrijke institutionele vooronderstellingen hebben – zo is hun grotere integratie gedurende de laatste generatie zeer sterk vergemakkelijkt door het beleid van deregulering dat door de voornaamste Westerse kapitalistische regeringen werd gevolgd. Financiële markten zijn een cluster van verhoudingen die een verscheidenheid aan actoren samenbindt – in-ves-te-rings-ban-ken, hedge funds, privé-speculanten, centrale banken, en zo meer – verstrengeld in processen waar-uit ze het meeste voordeel trachten te ontwringen, maar die hen domineren.

Stelling 4: De vereisten van de kapitalistische reproductie stellen grenzen aan haar regulering en hervorming.

Het zo opgevatte kapitalisme heeft bepaalde reproductievoorwaarden. Deze stellen grenzen aan de mate waarin zijn structuren kunnen hervormd of geregeld worden. Het zijn achtereenvolgens deze grenzen die de moeilijkheden verklaren die sociaal-democratische regeringen in het ver-le-den hadden wanneer ze trachtten het kapitalisme te vermenselijken en te democratiseren. Beleid dat opgevat wordt als bedreigend voor de voorwaarden van stabiele en winstgevende ka-pi-taal-pro-duc-tie roept een antwoord op – het meest merkbaar is kapitaalvlucht – dat de aanstootgevende re-ge-ring ondermijnt en, typisch, ze dwingt om het beleid in kwestie op te geven. Het is belangrijk om in te zien dat dit proces geen samenzwering vereist van de kant van de kapitalisten zelf. Van-uit dit perspectief bestaat de schoonheid van kapitaalvlucht erin dat dit mechanisme geen over-legd besluit vereist om een verandering in het regeringsbeleid af te dwingen. Al wat om te wer-ken nodig is, is een massa zelfzuchtige beslissingen door individuele investeerders die het aan-stoot-gevend beleid voor hen rationeel maakt om hun kapitaal naar ergens anders te verplaatsen, met het cumulatieve effect – gewoonlijk in de vorm van een muntcrisis – dat een be-leids-om-ke-ring tot stand gebracht wordt.

Deze analyse houdt niet in dat het nutteloos is om hervormingen na te streven. Een van de voor-naam-ste verwijten aan de Derde Weg is dat zijn beleid juist werkt bin-nen de grenzen die door de ver-eisten van de kapitalistische reproductie gesteld worden. Een fat-soenlijk mi-ni-mum-loon, gro-te-re pensioenen, en een efficient openbaar vervoer zal bijvoorbeeld niet het Britse ka-pi-ta-lisme naar be-neden laten tuimelen, nochtans worden ze door New Labour vermeden. Er zijn specifieke her-vor-mingen die door de dringende kwesties vandaag worden vereist – zo wordt er van de To-bin-taks in Frankrijk werk gemaakt door de campagnevoerende beweging ATTAC en het in-vloed-rijke linkse maandblad Le Monde diplomatique. Het mobiliseren van ondersteuning voor deze maat-regel zou een herverdeling van rijkdom van rijk naar arm tot stand brengen; het zou ook tes-ten waar de grenzen van de hervorming momenteel liggen. Een effectieve antikapitalistische be-we-ging moet er echter van bewust zijn dat deze grenzen bestaan.

Stelling 5: De kapitaalverhouding houdt de afhankelijkheid door het kapitaal van zijn te-gen-ge-stel-de, de loonarbeid, in.

Kapitalisme is niet eenvoudigweg een gestructureerde verhouding tussen kapitalen. Ondanks hun ver-schillen en conflicten delen deze een gemeenschappelijke afhankelijkheid van loonarbeid: hun winsten komen voort uit de directe of indirecte uitbuiting ervan. Bijgevolg is natuurlijk de cen-tra-le bewering van Marx' theorie over de kapitalistische productiewijze: het kapitaal wordt ge-con-stitueerd door zijn tegengestelde verhouding tot de loonarbeid.

Dit is vandaag niet een gang-ba-re idee. Castells, bijvoorbeeld, wijst het wijd gehuldigde geloof af dat globalisering leidt naar "het einde van het werk": "het aantal betaalde jobs in de wereld ... is op de hoogste top in de men-selijke geschiedenis en nog steeds aan het stijgen. De par-ti-ci-pa-tie-graad van de volwassen be-vol-king is overal aan het vergroten door de deelname zonder voor-af-gaan-de van de vrouwen aan de arbeidsmarkt. Het ontkennen van deze elementaire gegevens is het ontkennen van onze maat-schap-pij." Maar Castells argumenteert ook – samen met vele an-de-re sociaalwetenschappers – dat deze uitbreiding van de loonverhouding gepaard gaat met een fragmentering en individualisering van het werk dat radicaal de georganiseerde arbeid heeft ver-zwakt.

Deze situatie is veel minder scherp omlijnd dan dit argument lijkt te suggereren. De ka-pi-ta-lis-ti-sche herstructurering heeft zeker sedert het einde van de 1970's – en de voorbijgestreefde strijd die nodig was om de weerstand tegen dit proces te overwinnen – de vakbondsmacht in de ont-wik-kelde kapitalistische landen ondermijnd. Verder betekent de intensiteit van de internationale concurrentie dat de impuls om te herstructureren nu permanent werkplaatsen onder constante druk plaatst. Niets hiervan betekent echter dat collectieve organisatie en actie van de ar-bei-ders-klasse in onbruik zijn geraakt, en dit om drie redenen. Ten eerste kan de hoge intensiteit van de druk op de werkplaats en de steeds grotere werkonzekerheid die een gevolg is van de eco-no-mi-sche liberalisering, weerstand oproepen. Dit zou helpen om de grootte te verklaren van de Franse stakingen in de publieke sector van november-december 1995 en de ontvangen ondersteuning door het volk ervan. Ten tweede blijven multinationale corporaties kwetsbaar voor strategisch geplaatste groepen van arbeiders, ondanks al hun pogingen tot ‘out-source', ‘contact out' en ato-mi-sering van hun arbeidskrachten. De Verenigde Staten – waar het afzwakken van ge-or-ga-ni-seer-de arbeid het verst is gegaan van alle ontwikkelde economieën – zagen op het einde van de 1990's een aantal grote compagnieën getroffen worden door succesvolle stakingen.

Ten derde hebben enkele van de veranderingen die verbonden zijn met de ‘Nieuwe Economie' werkelijk de kwetsbaarheid van een corporatie vergroot. De extreem snel stijgende impact van de olie-blok-ka-des in Frankrijk, Groot-Brittannië en andere Europese landen in september 2000, zelfs al werden ze in hoofdzaak eerder uitgevoerd door coalities van kleine werkgevers dan door vak-bonds-men-sen, toonde aan hoe snel hedendaagse kapitalistische economieën, die vertrouwen op just-in-time-technieken, die ontworpen zijn om stocks en daarmee de kosten laag te houden, kun-nen omlaagvallen, eens de leveringenstroom is onderbroken.

Stelling 6: De verhouding tussen georganiseerde arbeid en andere sociale bewegingen is men bezig aan het herdefiniëren.

Door de laatste generatie werd er veel inkt verspild over het wezen van wat (nu eerder inaccuraat daar ze een beetje vooruitkomen) de "nieuwe sociale bewegingen" werden genoemd, die zich be-zig-hielden met zaken zoals de bevrijding van de vrouwen, de zwarten, de holebi's, en de ver-nie-ti-ging van het milieu. Typerend is dat ze werden opgevat als uitdagers en zelfs vervangers van de traditionele arbeidersbeweging – gedeeltelijk door het waargenomen "economisme" van de vak-bon-den en de sociaal-democratische partijen die geheel in beslag werden genomen met brood-en-boter-kwesties, gedeeltelijk doordat de nieuwe bewegingen opgevat werden als strijdvormen te-gen overheersing die niet te herleiden was tot kapitalistische uitbuiting en de patronen van klas-sen-conflict die het veroorzaakte. Giddens' vroegere theoretisch werk was tenminste gedeeltelijk be-doeld om een soort kritiek op het marxisme uit te drukken die vereist was door de nieuwe vor-men van politiek – "levenspolitiek" zoals hij zelf stelt.

Dit soort tegenpositie tegenover georganiseerde arbeid en andere sociale bewegingen is nu dui-de-lijk inadequaat. Dat komt doordat degenen die in verschillende soorten colletieve actie geën-ga-geerd zijn, in meerdere mate gemotiveerd zijn door een gevoel dat achter hun specifieke be-zorgd-he-den en grieven er een gemeenschappelijke vijand zit -– het globale kapitalisme. De betekenis van de Seattle-protesten was, niet enkel dat ze hielpen de mislukking van de WTO-top te be-spoe-di-gen, maar vooral dat ze kernelementen van de Amerikaanse vakbeweging – voermannen, ma-chi-nisten, scheepssjouwers, auto-arbeiders – samenbrachten met activisten die bezorgd zijn over zaken zoals de milieuvernietiging en de derdewereldschuld: "Teamsters and Turtles – Together At Last!" was een van de slogans.

Deze convergentie vertegenwoordigde een potentieel be-lang-rij-ke stap naar een proces waarin beide partijen begonnen hun concepties of hun eigen en an-der-mans motieven en belangen te herdefiniëren. Vakbondsmensen uit het Noorden begonnen zo mis-schien werkers uit het Zuiden minder als concurrenten te aanzien die hun eigen lonen en voor-waarden ondergraven, maar eer-der als hun tegenhangers die een veel sterkere en brutalere versie van uitbuiting te bekampen hadden dan die die zijzelf ondergingen. Milieu- en der-de-we-reld-ac-ti-vis-ten konden op een ge-lijk-aar-dige wijze georganiseerde arbeid niet als een con-ser-va-tie-ve, zelfs reactionaire kracht opvatten die geneigd is tot een protectionistisch en nationalistisch be-leid, maar als een potentiële bond-ge-noot met de collectieve economische sterkte die beslist no-dig is om de instellingen van de ka-pi-ta-lis-tische macht uit te dagen.

Dit proces van wederzijdse herdefiniëring is broos en in hoge mate om-keerbaar. Beide partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen versie die constant ge-con-fron-teerd wordt met her-vor-mings-be-we-gin-gen en inlijving in de instituties waarvan zij juist ver-an-de-rin-gen eisen. Vakbondsleiders in zowel de Verenigde Sta-ten als Groot-Brittannië zijn in het algemeen uitermate onwillig om iets te doen dat serieus hun relatie met respectievelijk de Clinton-Gore-administratie en New Labour zou ondermijnen, ook al hebben ze zelf in ruil de meest geringe concessies ontvangen. Niet-gouvernementele or-ga-ni-sa-ties kunnen zichzelf dan ook herleid vinden tot de status van nuttige idioten voor de machtigen. Het feit dat Bernard Kouchner, de stichter van Médecins sans Frontières, nu presideert als NATO's proconsul in Kosovo is een gepast symbool voor dit gevaar. Daar is echter niets onvermijdelijk aan zo een resultaat.

Stelling 7: Het verdedigen van het milieu betekent het uitdagen van het kapitalisme.

Deze convergentie weerspiegelt meer dan een voorbijgaande stemming. De structurele wer-ke-lijk-heden die haar ondersteunen zijn het meest evident op het milieuvlak. Het bevrijden van het ka-pi-talisme van de dwang waaraan het een generatie geleden nog onderworpen was, heeft op ma-te-rieel vlak bijgedragen tot de steeds verdergaande en vergrotende catastrofale destructie van de na-tuurlijke omgeving waarvan al het leven op de planeet afhangt. Centrumlinkse politici ver-kon-di-gen hun inzet om dit proces te stoppen en om te keren, maar vertonen geen enkel teken van een be-reidheid om de radicale maatregelen te treffen die vereist zijn om van deze verklaringen meer dan uitingen van goede bedoelingen te maken. In de eerste plaats blijkt dit uit het feit dat Wes-ter-se kiezers verknocht zijn aan gewoontes die het milieu beschadigen – bovenal hun vertrouwen op het eigen bezit van een auto.

Op een meer fundamenteel vlak zijn Derde-Weg-politici onwillig om het hoofd te bieden aan struc-turen van de kapitalistische macht die deze patronen van individueel gedrag onderstutten. De Clinton-administratie stond aan het hoofd van de campagne van de Amerikaanse mul-ti-na-tio-nals om op de achtereenvolgende UN-conferenties voorstellen te blokkeren voor het opleggen aan landen van strenge streefcijfers om de vervuilende emissies te reduceren. De Blair-regering, die onverwacht en voortijdig de doeleinden van het Kyoto-protocal uit 1997 had bereikt dankzij de vervanging van kolen door natuurgas in de Britse krachtcentrales, is van plan om het over-schot aan ‘koolstofkredieten' – vervuilingsrechten – te verkopen aan de Verenigde Staten onder het systeem van handel in emissies dat voorgesteld is in Kyoto (zelf zowel een teken van hoe het toe-gestaan is dat marktprioriteiten elk aspect van het leven penetreren en perverteren, als een me-cha-nisme dat de Amerikaanse economie zal toestaan om verder 24% van de broeikasgassen uit te sto-ten). Beide regeringen waren actief in het druk uitoefenen voor de introductie van genetische gewijzigde organismen in Europa, ondanks het enorme potentiële risico voor het milieu dat ze vertegenwoordigen.

Het is hard om zien hoe de maatregelen die vereist zijn om het milieu te red-den verenigbaar wor-den gemaakt met de eisen van de kapitalistische reproductie. Op het nationale niveau zou het over-stijgen van de fase van de privé-wagen, of tenminste het drastisch reduceren van zijn ge-bruik, vereisen: enerzijds grootschalige investeringen in het openbaar vervoer die de uit-ga-ven-doel-ein-den van het neoliberale economisch beleid zou doorbreken en in het algemeen het profiel en het prestige van de openbare sector in het maken van het beleid en het politieke debat zou ver-ho-gen, en anderzijds een confrontatie met de constellatie van kapitalistische belangen die ver-bon-den zijn met de status quo, in de eerste plaats de fossielebrandstofbedrijven – de oliecompag-nieën, de autofabrikanten, enzomeer. De stappen die internationaal vereist zijn om het broei-kas-ef-fect om te keren – het monitoren van de reductie van vervuilende emissies, herbebossing, het bevorderen van alternatieve vormen van vervoer en energievoorziening, enz. – zouden een soort systeem van collectief aanvaarde middelenbedeling met zich meebrengen, dat het verleidelijk zou zijn om dit planning te noemen, indien dit idee nog van deze tijd was – iedereen is echter akkoord dat dit niet meer zo is. "Levenspolitiek" kan vandaag alleen een antikapitalistische po-li-tiek zijn.

Stelling 8: Alternatieve maatschappijmodellen zullen opkomen binnen de antikapitalistische bewegingen.

Socialistische planning werd natuurlijk gediscrediteerd door het ineenstuiken van de bu-reau-cra-ti-sche beveleconomieën van de Sovjet Unie en de andere stalinistische staten. Deze mislukking voor-zag de verdedigers van het neoliberalisme met hun standaardantwoord op de antikapitalisten – de vraag wat hun alternatief zou zijn. Zoals we in de Inleiding zagen, voorzag wat Giddens be-schreef als "de dood van het socialisme" – waaronder hij verstond wat ik economisch etatisme noemde, d.w.z. een economisch systeem gestuurd door een natiestaat – de Derde Weg in zijn start--punt.

Op een bepaald niveau is de vraag dat de antikapitalistische critici van het kapitalisme hun al-ter-na-tief voor het kapitalisme zouden specifiëren, een perfect legitiem verzoek dat niemand redelijk kan verwerpen. Maar het betoog waarin deze vraag sinds de ineenstorting van het ‘bestaande socialisme' stilzwijgend figureert, was er één dat in werkelijkheid diende om het debat over al-ter-na-tieven af te sluiten. Impliciet was de voorgestelde keuze die tussen neoliberalisme en eco-no-misch etatisme (gewoonlijk in zijn stalinistische versie). Niet alleen onderdrukt dit de volledige rij van andere mogelijkheden die zich uitstrekken tussen en zelfs voorbij deze twee opties, maar het uiteenvallen van één voorgegeven variant van socialisme wordt voorondersteld alle andere te dis-cre-diteren – de reformistische, revolutionaire, utopische en anarchistische, zelfs al zijn ze hoofd-zakelijk verenigd in hun twistzieke diversiteit door hun vijandigheid tegenover het sta-li-nis-me.

Het ontstaan van de antikapitalistische beweging voorziet in de mogelijkheid om dit be-la-che-lijk gemaakte debat te beëindigen. De grote onsamenhangendheid van de beweging – d.w.z. de aan-wezigheid erin van een verscheidenheid aan ideologische stromingen, Groen, socialistisch, tiers-mon-distisch, anarchistisch – die zelf intern complex is, moedigt waarschijnlijk het uitwerken van een verschillende, wederzijds incompatibele alternatieve modellen aan. Door middel van deze po-gingen om theoretisch deze modellen uit te werken en ze praktisch toe te passen, ontwikkelen we waarschijnlijk een veel duidelijker begrip van hoe we het kapitalisme kunnen overstijgen.

Stelling 9: Het overstijgen van het kapitalisme vereist een revolutionaire verandering van de maatschappij.

Zelfs wanneer men het argument van stelling 8 aanneemt, dan is er nog een dubbelzinnigheid in de huidige houding van de antikapitalistische beweging waarmee we ons moeten confronteren. Natuurlijk is de kritiek gefocust op een enkele variant van het kapitalisme – het Anglo-Ame-ri-kaans model dat het neoliberalisme tracht te generaliseren. Dit laat de vraag open of het al-ter-natief een andere, meer menselijke en democratische vorm van kapitalisme moet zijn – bij-voorbeeld wat men het Rijnlandmodel noemt of het gereguleerde kapitalisme dat verbonden wordt met het continentale Europa en Japan – of dat we moeten trachten om het kapitalisme in zijn geheel te vervangen. Sommige critici van de Derde Weg, bijvoorbeeld Bourdieu en Lafontaine, schijnen een internationale versie van het Rijnlandkapitalisme te verdedigen, waarbinnen de Europese Unie voorziet in de reglementering waarin de natiestaat niet meer kan voorzien. Dit lijkt me geen realistische strategie.

Volgens mij ligt het probleem veel dieper dan de bijzondere versie van het kapitalisme die van-daag tegenover ons staat. Het is inherent aan de logica van de kapitalistische accumulatie om zo-wel menselijke wezens als de planeet zelf te behandelen als louter ruwe materialen die gebruikt en, indien nodig, vernietigd worden. De systematische verwijdering over de laatste twintig jaar van de beperkingen die werden opgelegd aan het kapitalisme in het midden van de twintigste eeuw, heeft dit scherp doen uitkomen. Wat nodig is, is een breuk met de werkelijke logica van het kapitaal, en de vervanging ervan door een andere – een die op zijn minst voorrang geeft aan menselijke behoeften en de middelenallocatie aan een democratische controle onderwerpt. Traditioneel wordt een maatschappij die aan deze voorwaarden tegemoetkomt, "socialisme" ge-noemd. Wat ook vereist mag zijn om toegang te verwerven tot het Witte Huis, ik zie niets ver-keerd in het blijven gebruiken van dit begrip en het blijven nastreven van de maatschappij die zo wordt genoemd. Zo een maatschappij tot bestaan brengen zal een moeilijke taak zijn. Het zal een revolutie betekenen – m.a.w. een systematische transformatie van de maatschappij, de ver-van-ging van één sociale logica door een andere. De idee van de Derde Weg is aantrekkelijk voor hen die geloven dat zo een omwenteling niet uitvoerbaar is, en ja zelfs onwenselijk en onnodig is. Maar, zoals we gezien hebben, is de Derde Weg slechts een ideologische façade waarachter het ka-pitalisme op zijn brutale en destructieve weg verdergaat. Het aanpakken van de werkelijke kwa-len van de wereld als hedendaagse voortbrengsels betekent dat er een weg moet gevolgd wor-den die door de meesten werd verlaten en bijgevolg verwaarloosd werd. Het is echter, geloof ik, de enige weg waarlangs we kunnen hopen in de 21ste eeuw een nieuwe versie te vermijden van de verschrikkingen die van de 20ste eeuw zo een vreselijke nachtmerrie hebben gemaakt.

(vertaling: Guy Quintelier)

Noten:

P. Anderson, "Renewals", New Left Review, (II) 1 (2000), p. 11.
J. Lloyd, "The trial of José Bové", Financial Times, 1 juli 2000.
Zie bijvorbeeld: P. Bourdieu, Contre-feux (Parijs, 1998), S. George, The Lugano Report (Londen, 1999), en G. Monbiot, Captive State (Londen, 2000). Voor een kritisch intellectueel over-zicht van de nieuwe beweging, zie C. Harman, "Anti-Capitalism: Theory and Practice", International Socialism, 2.88 (2000).
D. Held e.a. , Global Transformations (Cambridge, 1999), p. 236.
Ibid., pp. 236-7.
Voor recente cijfers die een lichte tendens weergeven van de buitenlandse directe investeringen om meer verspreid te worden, zie ibid., pp. 248-51.
S. George, "A Seattle, le commerce avant les libertés", Le Monde diplomatique, november 1999.
Monbiot, Captive State, hoofdstuk 10.
H. Kaufman, "Big is Bad for Global Prosperity", Financial Times, 28 juli 2000.
Beschouwd als een structuur van competitieve accumulatie wordt het moderne kapitalisme het beste begrepen (volgens Boekharins baanbrekende analyse tijdens de Eerste Wereldoorlog) als een systeem dat zowel de concurrentie op de markt omvat als de geopolitieke rivaliteiten die ken-merkend zijn voor het internationale staatssysteem: zie A. Callinicos, Theories and Nar-ra-ti-ves (Cambridge, 1995), pp. 128-40, en "Periodizing Capitalism and Analysing Imperialism" in: R. Albritton e.a., ed., Phases of Capitalist Development (Londen, te verschijnen).
Zie, voor een veel meer uitgebreide analyse: C. Harman, "The State and Capitalism Today", International Socialism, 2.51 (1991).
Castells, Rise of the Network Society, p. 276 n. 93, 468, 470.
Zie in het bijzonder A. Giddens, A Contemporary Critique of Historical Materialism (Londen, 1981). Voor marxistische antwoorden erop, zie E.O. Wright, "Giddens's Critique of Marxism", New Left Review, (I) 138 (1983), en A. Callinicos, "Anthony Giddens: A Contemporary Cri-ti-que", Theory & Society, 14 (1985).
"‘Men verwacht dat deze handelsmarkt in broeikasgassen, hoewel enkel nog embryonaal, één van de grootste warenmarkten van de wereld wordt', zegt Cantor Fitzgerald, een financieel dien-sten-centrum die betrokken is bij het verhandelen van emissies." Financial Times, 18 november 2000.
Voor meer over kapitalisme en milieu, zie P. Mc Garr, "Why Green is Red", International Socialism, 2.88 (2000). Een obstakel voor dit samengaan van Rood en Groen is het wijd ver-brei-de geloof dat marxisme ongevoelig is voor milieuvraagstukken. G.A. Cohen beschuldigt in-der-daad Marx van te vertrouwen op een "technologische oplossing" – onbegrensde overvloed die mogelijk wordt gemaakt door een eindeloze ontwikkeling van de productiekrachten – die waar-borgt dat het communisme een conflictvrije maatschappij zou zijn: Self - Ownership, Freedom, and Equality (Cambridge, 1995), hoofdstuk 5. In een belangrijk nieuw boek verwerpt John Bellamy Foster de radicale uitdaging van zulke interpretaties door te argumenteren dat de verhouding van de mensheid tot de natuur een van de belangrijke thema's is van Marx' denken vanaf het eerste begin van zijn intellectuele loopbaan en dat één van de hoofdbekommernissen in Het Kapitaal het bewijs is – in het bijzonder aangetoond door Liebigs chemische experimenten – van het destructieve effect dat kapitalistische landbouw op de grond heeft: Marx's Ecology (New York, 2000).
Zie ook A. Callinicos, "Social Theory Put to the Test of Politics: Pierre Bourdieu and Anthony Giddens", New Left Review, (I) 236 (1999), pp. 85-95, en Equality (Cambridge, 2000), pp. 113-14.