arch/ive/ief (2000 - 2005)

Europees voorzitterschap: veel geblaat, veel communicatie, matig resultaat
by Ludo De Brabander Monday January 07, 2002 at 11:13 PM

Het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie zit er op. Zelf geven de Belgen zich een onderscheiding, maar dat past binnen de communicatiestrategie van Verhofstadt en co waar het voor 80 procent over de successen gaat terwijl de negatieve kanten worden verdoezeld. ....

Het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie zit er op. Zelf geven de Belgen zich een onderscheiding, maar dat past binnen de communicatiestrategie van Verhofstadt en co waar het voor 80 procent over de successen gaat terwijl de negatieve kanten worden verdoezeld. Er is een Verklaring van Laken over de toekomst van de EU, maar de indrukwekkende lijst vragen moeten nog beantwoord worden. Sociaal Europa is een paar richtlijnen rijker, maar is wellicht niet meer dan een sociaal sausje om de privatiseringspolitiek te doen slikken. En de ‘defensiepolitiek' is in werkelijkheid een selectieve interventiepolitiek met weinig tanden. Israël mag zich vooralsnog veel meer veroorloven dan Irak, Joegoslavië of Afghanistan, alle retoriek ten spijt.

Een ding is zeker, het duo Verhofstadt en Michel heeft tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie alle registers opengezet. Zozeer zelfs, dat Verhofstadt even vergat dat hij ook nog premier was van de federale regering van het kleine België, waar de zogenaamde open debatcultuur de paars-groene coalitie liet lijken op een zwalpend schip. Verhofstadt is goed in het ‘wegcommuniceren' van problemen, door een Vlaamse krant ooit L&H-communicatie genoemd. Niet voor niets bekleden mensen als Noël Slangen een belangrijke plaats in de entourage van de premier. Verhofstadt geniet van de camera's, bespeelt ze en eens op dreef is hij niet meer te stoppen. Het is dan ook niet de vermijden dat het ego van Verhofstadt nu en dan ergens tegenaan botst. Tijdens de Top van Gent trapte Verhofstadt op de zere tenen van Commissievoorzitter Prodi, omdat de praatvaar al te zeer beslag legde op de beschikbare spreektijd. Het was ook Verhofstadts ego dat er voor zorgde dat er twee maanden voor het Belgisch voorzitterschap werd uitgepakt met het prioriteitenlijstje, terwijl het Zweeds voorzitterschap nog volop aan het werken was. De Zweden kregen het als het ware door de strot geduwd dat het tijd werd een einde te maken aan hun miskleun om plaats te ruimen voor de veel ambitieuzere Belgisch agenda.

Verklaring van Laken

Troetelkind van de auteur van het ‘Burgermanifest' was ongetwijfeld het debat over de toekomst van de EU dat richting moest gegeven worden via een Verklaring van Laken. Na het Verdrag van Nice, was er anders weinig ambitieus weggelegd voor de Belgen, m.a.w. zonder zo'n Verklaring zou het een weinig spectaculair voorzitterschap worden. De Verklaring werd als noodzakelijk verkocht: de EU moet en zou in 2004 uitbreiden met een reeks nieuwe lidstaten en dat kan maar als de huidige Unie een aantal ingrijpende veranderingen doorvoert. Zoniet dreigt de EU stuurloos te worden. Een positie waarin onze regeringsleiders zichzelf hebben gemanoeuvreerd, de deadline moet nu worden gehaald.

Verhofstadt heeft met zijn ontwerpverklaring heel de Europese Unie rond gezeuld tot hij zeker wist dat zijn tekst mits hier en daar wat bijvijlen de Europese top zou overleven. De Nederlandse Premier Wim Kok sprak na afloop van "mooi proza en af en toe poëtisch". De Verklaring heeft er hier en daar inderdaad veel weg van, zoals bijvoorbeeld volgende fragment: "Moet Europa niet, nu het eindelijk één is, een leidende rol gaan spelen in een nieuwe planetaire orde, die van een mogendheid die én in staat is een stabiliserende rol op wereldvlak te spelen én een lichtbaken te zijn voor tal van landen en volkeren? Europa als een continent van de humane waarden... het continent van de vrijheid, de solidariteit,..." Het stuk komt uit het inleidend gedeelte van de Verklaring waar in een paar alinea's een analyse wordt gemaakt van alles waar de EU voor staat. Vooral verdiensten: "De Europese Unie is een succes. Al meer dan een halve eeuw leeft Europa in vrede" (over het koloniaal verleden tot diep in de jaren zeventig en de gevolgen daarvan wordt zedig gezwegen). Maar dat is niet voldoende. Ondanks dit ‘succes' ziet de EU zich voor een dubbele uitdaging geplaatst. In de Verklaring heet het dat er binnen de EU meer democratie, efficiëntie en transparantie moet komen. Buiten de EU moet Europa zijn verantwoordelijkheid opnemen bij het besturen van de globalisering. Opmerkelijk daarbij, na zich eerder laagdunkend over het straatprotest van de ‘antiglobalisten' uitgelaten te hebben vinden we de gevleugelde woorden van een gelouterde Verhofstadt in de Verklaring terug: de EU als "mogendheid die de mondialisering ethisch wil omkaderen, dat wil zeggen inbedden in solidariteit en duurzame ontwikkeling". Vraag is of de ‘ethische omkadering' van de Europese elite dezelfde is als die van de modale burger in de straat, die maar argwanende aankijkt tegen de liberalisering van de postdiensten (tegen 2009) en andere publieke instellingen. Het is een publiek geheim dat de scenario's van die privatiseringspolitiek voor een groot stuk geschreven zijn door grote multinationale ondernemingen - verenigd in lobbyclubs als de European Round Table of de werkgeverskoepel UNICE - die hongerig uitkijken naar de aanlokkelijke brokken die op de privé-markt worden gegooid. Vraag ook of zij die als vluchteling kandideren veel boodschap hebben aan de loutere retoriek over ethiek en waarden.

In het tweede deel van de Verklaring worden de uitdagingen en hervormingen opgesomd of beter worden een hele reeks vragen gesteld. Een eerste reeks over de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten. Met andere woorden: een zoektocht naar het antwoord op de centrale vraag: hoeveel Europa willen of tolereren wij? Onder meer de Britten zullen er wel voor gezorgd hebben dat de vragen zeer voorzichtig zijn geformuleerd. Een tweede rits vragen handelt over de instrumenten van de EU: de herschikking van het wetgevend kader, een labyrint van regels en wetten waar niemand nog wijs uit raakt. Ook de volgende reeks vragen zijn terecht: meer democratie, transparantie en efficiëntie. Maar het antwoord? Laat ons nuchter wezen. We weten hoe lichtzinnig de Europese leiders het Ierse neen tegen Nice - na een democratisch referendum - opvatten. Eerder heeft Solana er al voor gezorgd dat er geen pottenkijkers komen in het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid. En de in Laken genomen maatregelen ter bestrijding van het terrorisme - op vraag van Washington trouwens - zijn ook niet van die aard om te mogen gewagen van meer democratie en vooruitgang voor de rechtsstaat. De volgende in de Verklaring geformuleerde vraag voorspelt misschien weinig goeds, juist omdat het een vraag is: "Moet de burger meer toegang hebben tot de documenten van de Raad?" Net zo min zou, "Moet de rol van het Europees Parlement worden versterkt?", een vraag mogen zijn. In de Verklaring wordt in elk geval een allusie gemaakt op een soort tweekamerstelsel met het huidige Europees parlement en een rol voor vertegenwoordigers van de nationale parlementen.

Laatste uitdaging is het hertekenen van de vier verdragen tot een constitutioneel geheel, zeg maar grondwet. Een uiterst gevoelige kwestie in landen als Zweden, Finland en Groot-Brittannië. Maar Verhofstadt is er in geslaagd dit bespreekbaar te stellen.

Laatste deel van de Verklaring is de bijeenroeping van een ‘Conventie over de toekomst van Europa'. Het doel lijkt nobel namelijk een zo breed en transparant mogelijke voorbereiding van de volgende Intergouvernementele Conferentie over de toekomst van de Unie waarborgen. Vraag is of een oude hautaine krokodil als Giscard d'Estaing, die tot voorzitter van de Conventie werd verkozen, wel voor de toekomst van de Unie garant kan staan? En wat transparantie betreft: we kennen de ‘transparante' geslepenheid van de tot vice-voorzitter benoemde Dehaene en zijn legendarische "geen commentaar". De verdeling van de zitjes in de Conventie heeft in België al tot discussies geleid tussen de verschillende politieke families binnen de regering. Er is immers slechts beperkt plaats: de CD&V kreeg met Dehaene al meer dan zijn part, voor het overige rest nog de afvaardiging van 1 regeringsvertegenwoordiger (per lidstaat), 2 parlementsvertegenwoordigers (eveneens per lidstaat en zo goed als zeker grotendeels uit regeringspartijen), 16 Europarlementsleden en 2 vertegenwoordigers van de Commissie. Met andere woorden: het merendeel van de Conventie zou wel eens uit slippendragers van de nationale regeringen kunnen bestaan, met voorspelbare nationale veto's die voorgaande intergouvernementele bijeenkomsten deden mislukken. De werkzaamheden starten op 1 maart 2002 en hoewel er geen deadline is vastgelegd moet de zaak beklonken zijn voor de uitbreiding met nieuwe lidstaten. De extreem-rechtse Berlusconi heeft al laten verstaan dat hij met de aanvaarding van het slotdocument van de Conventie zijn voorzitterschap eind 2003 wat meer glans wil geven. En de stem van de door Verhofstadt zo geroemde burger? Die moet zich tevreden stelen met een forum van sociale partners, ngo's, e.a. die "regelmatig over de besprekingen zullen worden geïnformeerd" en wiens bijdragen aan het debat zullen worden toegevoegd, wat dat laatste ook moge betekenen.

Sociale politiek

Op een persconferentie, na de top van Laken van 20 december, zorgde de Verklaring voor glunderende gezichten, maar de tandem Verhofstadt-Michel trok naast deze kers op de taart ook veel tijd uit voor de andere successen. Het sociale Europa bv. waar ook de vakbonden het hebben over "enkele positieve resultaten". Zo is er de fameuze Renault-richtlijn, een gevolg van het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement, dat handelt over de informatie en raadpleging van werknemers. Deze nieuwe richtlijn, waarover al in juni overeenstemming was bereikt tussen de Europese ministers van Werkgelegenheid, verplicht ondernemingen met meer dan 50 werknemers om hen te informeren en te consulteren vooraleer te beslissen over werkgelegenheid, de financiële en economische situatie en structurele ingrepen over arbeidsvoorwaarden. Deze maatregelen gelden evenwel slechts voor 3 procent van de ondernemingen, waarin anderzijds toch 50 procent van de Europese werknemers zijn tewerkgesteld. Na lang aanslepen is er ook een consensus over de strafmaatregelen (zodat de richtlijn geen holle doos wordt), die in elk geval een effectief karakter moeten hebben, maar kunnen verschillen van land tot land. In België, Frankrijk en Luxemburg gaat het over effectieve gevangenisstraffen.

Tot andere sociale verwezenlijkingen behoren de richtlijn over de bescherming van werknemers in geval van niet-kredietwaardigheid van de werkgever en de indicatoren om de kwaliteit van de arbeid te bepalen. Hoewel dat op het eerste zicht een stap vooruit is, blijft het probleem dat de sociale thema's niet verankerd zijn, omdat het niet de Commissie, maar de voorzitter van de Raad en zijn agenda is die het belang van de sociale thema's waardeert. Daarnaast is de gemeenschappelijke verklaring van de sociale partners weinig zaaks, omdat de werkgevers verenigd in UNICE niet verder wilden gaan dan het maken van afspraken over de werkwijze van het debat. Al bij al is het sociale Europa een mager beestje in vergelijking met het economische Europa, dat benadrukt wordt in een blijvend respect voor het stabiliteitspact, ook al kan zoiets in tijden van crisissen tot een sociaal bloedbad leiden. En dan is er, zoals gezegd, de hele privatiseringsronde in diverse publieke sectoren, waar de dienstverlening en werkgelegenheid duidelijk ondergeschikt zijn aan de markt.

Interventiepolitiek

Het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), verbloeming voor interventiebeleid, is in Laken ‘operationeel' verklaard, alhoewel. Aan de maandenlange blokkering door Turkije over de noodzakelijke het gebruik van de NAVO-vermogens was nog maar net een einde gekomen, of de Grieken zorgden voor een nieuw obstakel. Athene is niet te spreken over de waarborgen die Turkije heeft gekregen waardoor de Europese interventiemacht niet in de Egeïsche Zee zal opereren, tenzij na uitdrukkelijke goedkeuring door Ankara. De onenigheid werd dan maar verbloemd door het zinnetje: "De Unie is vastbesloten spoedig de regelingen met de NAVO af te ronden". Michel liet in elk geval al wat voorbarig uitschijnen dat de EU een internationale macht van 3 à 4.000 militairen zou vormen in Afghanistan, maar werd meteen streng teruggefloten door diverse Europese collega's: zo'n macht is geen initiatief van de EU maar van de lidstaten van de EU, zo klonk het. Oostenrijk wist zelfs van niets. Voor de Fransen gaat het niet over een vredesmacht maar over het trainen van Afghaanse soldaten. Het Franse dagblad ‘Le Monde' sprak van een "Cacaphonie Européenne". De Britten zouden zo'n macht leiden, maar daar waren de Fransen helemaal nog niet zo zeker van. Het is overigens bekend dat de Britten geen vervelende partners dulden (een karaktertrekje dat ze overnemen van de VS), dus zeker geen Europese Unie. Die houding was al duidelijk tijdens de Top van Gent, toen Fransen, Duitsers en Britten een eigen onderonsje belegden, waaraan nog een vervolg werd gebreid begin november. De modaliteiten voor de ontplooiing van een legermacht voor Afghanistan werden ook in Londen besproken, niet in Brussel. M.a.w. zo'n Europees interventieleger in de strikte zin van het woord zal nog eventjes op zich laten wachten, want hoe langer hoe meer blijkt hoe verschillend er door de lidstaten gekeken wordt naar zo'n leger.

Hoewel in de eerder besproken verklaring triomfantelijk wordt gesteld dat de Europese burger "meer Europa wil in buitenlandse, veiligheids- en defensieaangelegenheden", is daar in elk geval weinig van te merken bij de Europese lidstaten die traditioneel over een neutraliteitsstatus beschikken. Uit een vorige maand gepubliceerde enquête blijkt dat de Finnen allesbehalve enthousiast lopen: 79 procent van de Finnen verkiest het behoud van de neutraliteit en wil niet weten van een Europese Interventiemacht. Zes maanden eerder was dat 74 procent. Een gelijkaardige enquête uitgevoerd door de Oostenrijkse krant ‘Die Presse' toonde al evenzeer de voorkeur voor het behoud van de neutraliteit (60 procent).

Voor het Militair-Industrieel Complex is het voorzitterschap toch geen maat voor niets geweest. Op de ‘Capability Improvement Conference' (CIC) van 19 november 2001 te Brussel, waren de lidstaten het erover eens dat de militaire capaciteiten dienen verbeterd te worden. Zo moet er meer geïnvesteerd worden in o.a. multipele raketlanceerders, elektronische oorlogsvoeringapparatuur en precisiewapens. Op kwalitatief vlak komt er onder meer een nog grotere aandacht voor de industriële samenwerking (via het European Military Capability Action Plan) en de (in België gevoelige) kwestie van de budgetten, waar meer en meer het taboe over een nieuwe stijging lijkt doorbroken.

Balans

Van de zestien prioriteiten die België naar voor schoof zijn er ruwweg driekwart verwezenlijkt. De start van de Euro, hoort daarbij, maar het gemeenschapsoctrooi dan weer niet. Ook op fiscaal vlak is er geen of weinig vooruitgang geboekt. Geen harmonisatie van de fiscaliteit op de inkomsten uit kapitaal bijvoorbeeld en geen stap vooruit inzake de opheffing van het bankgeheim. 11 september heeft dan weer voor een onverwacht akkoord gezorgd op vlak van justitiële samenwerking: een kaderbesluit voor de bestrijding van het terrorisme en een Europees aanhoudingsbevel. Ook de ‘doorbraak' rond Kyoto (protocol met te nemen maatregelen die de uitstoot van klimaatbeïnvloedende broeikasgassen aan banden moet leggen) en enkele beleidslijnen op vlak van duurzame ontwikkeling (sociale indicatoren en ‘kernindicatoren op milieugebied') kunnen op de kredietzijde worden ingeschreven. Mislukt is dan weer de verdeling van de zetels van twaalf nieuwe Europese instellingen alsook de nieuwe maatregelen voor een gemeenschappelijke migratie- en asielpolitiek.

Verhofstadt en Michel geven zichzelf een onderscheiding, maar die mening deelt niet iedereen. Vakbonden mogen dan als waarnemer aanwezig zijn in de Conventie over de toekomst van de Unie, ze stellen zich voor de rest in elk geval behoedzaam op, want veel van het sociale Europa blijft vooralsnog steken in de retoriek. Het veiligheidsbeleid is zeer militair gekleurd en kreeg zoals steeds (met uitzondering van de Zweden) alle aandacht terwijl het niet-militaire luik in de kinderschoenen blijft staan. En dan is er nog Palestina: ook hier veel retoriek en diplomatiek gezeur, zonder evenwel enig concreet resultaat of maatregel. De EU kan maar geen duidelijke afstand nemen van de pro-Israëlische politiek van Washington. Het is goed dat de EU in de slotverklaring stelt dat vrede alleen gebaseerd kan zijn op de resoluties 242 en 338 van de VN (ontruiming van de bezette gebieden) met als resultaat een "leefbare en democratische Palestijnse staat". Maar in het al meer dan een halve eeuw durende conflict blijft dat een maat voor niets als daar geen concrete maatregelen aan worden gekoppeld die tot dat resultaat kunnen leiden. Zo blijft het voor Israël interessante EU-associatieakkoord overeind, hoewel de bepalingen daarvan al jaren door Tel Aviv met de voeten worden getreden. Ook in verband met de door de Palestijnen gevraagde installatie van een VN-beschermingsmacht die zich langs de Groenen demarcatielijn moet opstellen hoor je plots weinig lawaai maken door de luide roepers voor een Europese snelle reactiemacht en het belang van peacekeeping en peace enforcing.

Dat is vooralsnog ook de EU in tal van dossiers: veel gebrul, weinig tastbaar resultaat. Maar het Europa van de vrije markt, de concurrentie en de privatisering wordt elke dag meer realiteit. Voor velen een beangstigende trend.

(Uitpers, januari 2002)