arch/ive/ief (2000 - 2005)

Moet Congo's president soms plat op zijn buik ?
by raf Friday December 21, 2001 at 02:19 PM
raf.custers@euronet.be

eerder verschenen in het decembernummer van De Wereld Morgen Terwijl het Burundese leger kennelijk landmijnen aan het leggen is in Zuid-Kivu, maakt de politieke wereld in Congo zich klaar voor de Inter-Congolese Dialoog. Officieel zal er over een overgangsregering worden gepraat, over ontwapening van milities en een eengemaakt Congolees leger. Vraag is of er niet een andere agenda klaarligt. De druk op de nieuwe Congolese president Joseph Kabila wordt immers immens. Tot nu toe legde hij volgens de internationale jury een "bijna foutloos parcours" af. Maar er worden hem alsmaar moeilijker hindernissen voor de voeten gegooid. Alsof men wil dat Kabila Junior nu spoedigt struikelt.

Window of Opportunity, in de documenten van de Belgische regering, het Internationaal Muntfonds en andere spelers kan men het maar niet genoeg herhalen : na de moord op president Laurent-Désiré Kabila, op 16 januari 2001, is er een window of opportunity ontstaan dat ze graag voor eigen profijt zouden willen invullen. Dat de nieuwe Congolese president Joseph Kabila veel meegaander is dan zijn vader kan de zaken alleen maar vergemakkelijken. De ultieme test voor Joseph Kabila komt er over enkele dagen aan, tijdens de Inter-Congolese Dialoog. Want het lijkt nu wel zeker dat die - twee jaar na een eerste poging - op 15 oktober begint in de Ethiopische hoofdstad Addis-Abeba.
Datum en plaats zijn eind augustus afgesproken in Gaborone, waar de Congolese regering rond de onderhandelingstafel zat, tesamen mèt de Congolese collaboratie-partijen die voor rekening van Rwanda, Uganda en Burundi in de bezette gebieden de plak zwaaien.
Gaborone en Addis zijn etapes in het politieke proces dat ingezet is met het Akkoord van Lusaka van juli 1999. Dat akkoord - tussen haakjes : géén vredesakkoord - bepaalt dat men probeert "elke militaire activiteit te staken en een parallele politieke dialoog aan te gaan", zonder exclusieven. Iedereen moet erbij zijn, de regering, de politieke oppositie in regeringsgebied, de Civiele Maatschappij, de zogenaamde "rebellen" van de bezette zone en de Levende Krachten uit diezelfde bezette zone. Het is, op de keper beschouwd, alsof de regering-Pierlot-Spaak in volle Nazi-bezetting met de collaborateurs van Rex en VNV zou gaan praten over een staakt-het-vuren en machtsdeling.

Toegevingen
President Kabila Senior heeft het Akkoord van Lusaka in 1999 ondertekend, maar heeft nadien bemiddelaar Ketumile Masire weggehoond en de uitwaaiering van VN-waarnemers gedwarsboomd. Ze zouden immers op de frontlinie gaan postvatten en de splitsing van Congo bestendigen, vond Mzee Kabila.
Maar sedert Mzee op 16 januari 2001 is vermoord, hebben de zaken een vlucht genomen. Dat het Venster van de Mogelijkheden werkelijk openstaat, is feitelijk aan de nieuwe president Joseph Kabila te danken. Die trok nog in januari op reis naar de Verenigde Staten, Frankrijk en België, de landen die traditioneel de Westerse agenda voor Congo zetten. Kabila Junior toonde zo dat hij de èchte machtscentra in de hedendaagse wereldorde erkent.
In april vormde hij een nieuwe regering "van hervormers" waaruit onder meer Buitenlandminister Abdoulaye Yerodia verwijderd was. Tegen Yerodia, die duidelijk links zat in de heterogene regerinsgploeg, loopt een internationaal aanhoudingsbevel omdat hij met anti-Tutsi-slogans gereageerd zou hebben op de Blitzkrieg tegen Congo van augustus 1998. In de maand april kondigde Joseph Kabila aan politieke partijen te zullen toelaten. In mei devalueerde hij de Congolese Franc met liefst 85% en liet de wisselkoers vlotten tegenover de Dollar. Hij stuurde een herstelplan naar het Internationaal Muntfonds. En hij erkende de vroegere Botswaanse president Ketumile Masire als bemiddelaar en uitvoerder van het Akkoord van Lusaka.
De hele tijd bleef Joseph Kabila hameren op de nationalistische eis dat de Rwandese, Burundese en Ugandese bezettingstroepen uit Congo moeten vertrekken en dat het land zo na drie jaar militaire bezetting van de helft van het grondgebied zijn territoriale integriteit terugkrijgt.
President Joseph Kabila was principieel en pragmatisch tegelijk. Maar de quoteringen voor zijn palmares lopen nogal uiteen. Volgens gewezen staatssecretaris Reginald Moreels "heeft hij zowel nationaal als internationaal nog geen fouten gemaakt, hetgeen zeer bijzonder is in de uiterst moeilijke Congolese context". Maar Congolese nationalisten vragen zich af wat voor "Joseph" nu zwaarder weegt : de principes of de onderdanigheid tegenover Parijs, Brussel en Washington ? "Hij kan gewoon niet anders", antwoordt ere-gouverneur Alfons Verplaetse. De internationale druk is te groot. En bovendien laten "de donoren een wortel van hulp-dollars" zakken, zoals een Zuid-Afrikaanse zakenkrant in augustus schreef, waaraan Congo gezien de economische en humanitaire catastrofe niet kan en mag weerstaan.

Legitiem
Zoals gezegd : België zag dat het Congolese venster openstond, en het klom terstond naarbinnen. In januari maakte Alfons Verplaetse, ere-gouverneur van de Belgische Nationale Bank, publiek dat hij Congo met een monetaire stabilisatie wilde helpen. Verplaetse had van 1970 tot '74 in Congo gewerkt. In 1997 was hij, met de zegen van het Internationaal Muntfonds, betrokken bij een (suksesvolle) operatie van het nieuwe regime van Kabila Senior om de waardeloze bankbiljetten van Mobutu te vervangen door de nieuwe Congolese franc. In april van dit jaar kreeg hij een formeel mandaat van Financie-minister Reynders, in mei toog hij in Kinshasa aan het werk. Intussentijd had Verplaetse al herhaaldelijk met Jean-Claude Masangu, de gouverneur van de Congolese Centrale Bank, aan de telefoon gehangen. Dat maakte dat de uitwerking van een herstelplan in mei nog amper twee weken in beslag nam.
In het vooruitzicht van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie bestudeerde ons land ook hoe het opnieuw actief zou kunnen worden in Congo.
Al in december 2000 was aan de voormalige staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking Reginald Moreels gevraagd een studie over vernieuwde bijstand te maken. Einde mei had Moreels een tekst klaar over de situatie in Kivu. In juni volgde het eindrapport, het zogenaamde Boboto-Amani-plan (Boboto en Amani betekenen vrede in het Lingala en Swahili).
Intussen maakte Buitenlandminister Louis Michel zich op om op 30 juni het feest van de Onafhankelijkheid te gaan meevieren in Kinshasa. Op de valreep besliste premier Verhofstadt mee te reizen. Ze namen het beleidsdocument "Vredesopbouw in de regio van de Grote Meren" mee, dat vandanaf het Belgisch Actieplan werd genoemd. Daarin is van het werk van Moreels haast niets terug te vinden. Regeringskringen geven als formele reden dat Moreels zijn huiswerk te laat klaar had.
Over Congo zegt het Actieplan "dat de beweging naar stabiliteit en vrede begint bij de Inter-Congolese Dialoog". Dan kunnen er transparante verkiezingen komen. Mogen de bezettingstroepen al die tijd blijven ? Het moet zijn. Hun terugtrekking is voor de Belgische regering géén prealabele voorwaarde. Ons land stelt ook geen exclusieven, tegen deze of gene Congolese partij. President Joseph Kabila is voor de Belgische regering maar één van de Congolese actoren, en zeker niet de enige legitieme authoriteit. Terloops : sommige kringen trekken openlijk de legitimiteit in twijfel van Kabila Junior. Volgens hen is hij, als in een monarchie, zijn vader opgevolgd die gewapenderhand de macht nam. Reginald Moreels ziet het anders. "In de Verenigde Staten is het gebeurd dat de niet-verkozen vice-president na de moord op de president het staatshoofd werd. In Congo kan je zeggen dat Joseph Kabila de test van verkiezingen zou moeten doorstaan. Al zijn er zeker andere prioriteiten dan verkiezingen...".
Om de legitimiteit van Joseph Kabila niet openlijk in twijfel te moeten trekken, trapt het Belgisch Actie-plan enkele open deuren in en verkondigt het "dat "het in de eerste plaats de Afrikanen zelf toekomt om oplossingen te vinden voor hun eigen problemen" en dat "in dit streven de lokale bevolking voor ons de eerste gesprekspartner" is. Het plan moet ook een ander regime dan het huidige kunnen plezieren, Joseph Kabila moet zich daarover geen illusies maken.
Het Actieplan bevat naast concrete samenwerking (vier akkoorden, goed voor 800 miljoen frank) duidelijke condities. De Belgische regering, zo luidt het, zou kunnen overwegen staatsleningen te deblokkeren die in 1991 werden geblokkeerd na het door Mobutu aangerichte bloedbad op de universitaire campus van Lubumbashi. Voorts zou "de kwijtschelding van de openbare schuld van Congo tegenover ons land een belangrijk gebaar kunnen vormen". België wil helpen om te zien hoe Congo zijn achterstallen aan Wereldbank en Internationaal Muntfonds kan wegwerken. Congo krijgt die gunsten als het zich weet te gedragen.
Tegenover Rwanda moet België volgens het Actieplan voorzichtig zijn. "Het land gebruikt zijn externe veiligheid om zijn militaire aanwezigheid in Congo te legitimeren", zo staat er. België moet ijveren voor de terugtrekking van de buitenlandsde troepen uit Congo, "ook door de regering van Kigali". België stelt de troepen uit Zimbabwe en Angola - die op vraag van de SADC, de economische unie van Zuidelijk-Afrika, de regering van Kinshasa gingen helpen - dus op gelijke voet met die uit Rwanda, Burundi en Uganda die een agressie-oorlog voeren. Overigens kampt Burundi volgens het actieplan enkel maar met een interne burgeroorlog; nergens wordt erkend dat het land bezettingstroepen in Congo heeft.

100 dagen
Macro-economisch gaat het intussen de goede kant op. In juni stuurt de Congolese regering een brief aan Horst Köhler van het Internationaal Muntfonds. In die smeekbede praten de ondertekenaars - Financieminister Matungulu en Jean-Claude Masangu van de Congolese Centrale Bank het IMF helemaal naar de mond. Ze zeggen dat Congo drie objectieven heeft : de vrede herstellen, de dialoog onder de Congolezen voortzetten, en de Congolese economie liberalizeren. Ze zeggen ook dat ze de samenwerking met het IMF en de Wereldbank willen normalizeren. Bij hun brief zit het herstelplan dat loopt van juni 2001 tot einde maart 2002.
De geste wordt goed onthaald op een donor-conferentie begin juli in Parijs. Drie weken later doet de Wereldbank een gift van 50 mln US$ en belooft het IMF het herstelplan met experts te zullen opvolgen. In september heropent de Wereldbank na 10 jaar haar bureau in Kinshasa. En begin oktober kijkt Alfons Verplaetse zeer tevreden terug op de eerste Honderd Dagen van het macro-economisch herstel (zie kader). Volgens Verplaetse zijn prijzen en wisselkoers sinds mei nagenoeg stabiel gebleven. Als Congo dat nog 200 dagen volhoudt, zegt Verplaetse, krijgt het in de lente van 2002 het Certificaat van Geloofwaardigheid van Wereldbank en Muntfonds en "draaien die de geldkranen weer open". Verplaetse zegt wel dat er een andere, politieke voorwaarde is om - figuurlijk dan - internationaal krediet terug te winnen. Die andere voorwaarde is het welslagen van de Inter-Congolese Dialoog.

Dreigement
De Dialoog is zoals gezegd een luik van het Akkoord van Lusaka. Maar volgens recente openhartigheden is dat Akkoord destijds als een valstrik voor president Kabila in elkaar gestoken. "Het Akkoord heeft gespreksrondes voorzien met de uitdrukkelijke bedoeling het regime van Laurent Kabila omver te werpen. Kabila moest namelijk op voet van gelijkheid onderhandelen met zijn talrijke tegenstanders". Zo stond het in maart van dit jaar uitdrukkelijk te lezen in een analyse van de International Crisis Group. Kabila omzeilde de klip door te tekenen en daarna te temporizeren.
De ICG is een conservatieve denktank; de Belgische ex-premier Mark Eyskens zit er in het bestuur, naast onder meer de journaliste Christine Ockrent, de vroegere NATO-commandant Wesley Clark en de gewezen chef van de Amerikaanse National Security Council Richard Allen.
Het ICG-document kondigde al aan dat Joseph Kabila hetzelfde lot als zijn vader te wachten staat "indien hij meedoet aan de Dialoog". Hoe Kabila Junior in de tang genomen moet worden, staat in een nieuw document, "Disarmament in the Congo" (juni 2001), een onthutsende mix van bedreigingen en krasse vooronderstellingen. De redenering luidt als volgt : het Congolese en Zimbabweaanse leger èn de Congolese verzetslui van de Mayi-Mayi zijn nauw verbonden met de Hutu-milities in Congo die "de eerste oorzaak van de oorlog in Congo" zijn. Het Lusaka-akkoord voorziet dat die milities ontwapend moeten worden. Zelfs als Kinshasa zich daartoe engageert, kan het materieel zijn belofte niet nakomen. Maar als Kinshasa niet meewerkt, zal de Rwandese regering opnieuw militair tussenbeide moeten komen en flakkert de oorlog op. Conclusie : de regering van Joseph Kabila heeft de hervatting van de oorlog op haar geweten. Het lijkt verdacht sterk op een legitimatie voor een nieuw Rwandees offensief, nog voor dat feitelijk begonnen is. Tussendoor staat er nog te lezen dat de "new (window of) opportunity" door Groot-Brittannië en de Verenigde Staten is ingevuld met het zogenaamde DDRR-plan. Dat staat voor Disarmament, Demobilisation, Reintegration or Resettlement.

Eindexamen
Samengevat rust er unilateraal een enorme verantwoordelijkheid op de schouders van Kabila Junior. Hij moet het economisch herstel rigoureus voortzetten, anders komt er géén internationale financiële steun voor Congo. Hij zal een overgangsregering moeten accepteren, waarin ook de collaborateurs uit het bezette Oost-Congo zullen zitten. En hij zal zonder onderscheid moeten optreden tegen de milities, of het nu gaat om de Rwandese Hutu-extremisten, of het Congolese gewapende verzet van de Mayi-Mayi dat ondanks alle verdachtmakingen in Congo groot aanzien geniet. Drie maal tien op tien op het rapport : het is zeer de vraag of Kabila Junior voor de internationale jury in dat finale examen zal slagen.
Een veeg teken is de militaire situatie in Kivu. Het gerucht gaat al maanden dat Rwanda wacht op een geschikte gelegenheid om daar opnieuw hard toe te slaan. Het moment lijkt gekomen. In september bevrijdden de verzetslui van de Mayi-Mayi namelijk de stadjes Fizi en Baraka, de laatste vijandelijke bolwerken in de bevrijde, regeringsgetrouwe zone bezuiden Uvira in Zuid-Kivu. Volgens de collaborateurs van de Rassemblement Démocratique du Congo doorbraken de Mayi-Mayi zodoende het staakt-het-vuren dat zogezegd toch al een half jaar standhield. Tegelijk kwamen de eerste berichten over een nieuwe angstwekkende ontwikkeling in datzelfde gebied. Het Burundese leger zou daar mijnen aan het leggen zijn. In ieder geval kwamen er de afgelopen weken volgens een lokale bron "enkele tientallen" gekwetsten vanuit Congo in Tanzanië aan.
Raf Custers

Kaderstuk Verplaetse en het macro-economisch herstel

Wanneer ere-gouverneur Verplaetse met cijfers goochelt, durft hij de dramatische werkelijkheid wel eens vergeten. "Of de prijzen nu met 300% of 500% stijgen, welk verschil maakt dat nog", zegt hij. Maak dat maar eens aan een gezinshoofd in Kinshasa wijs, die - zoals een ambtenaar aan de staat - 1600 Belgische frank per jaar verdient. Zonder "welvaart"-vastheid ! Maar cijfers kunnen boekdelen spreken. Die van de inflatie om te beginnen (volgens het IMF). Tussen 1982 en 1991 verdubbelde de levensduurte elk jaar (gemiddeld + 113.2%). Maar in 1992 bedroeg de inflatie 4129 % (prijzen x 40), in 1993 was dat 1893% en in 1994 maar liefst 23.760 %. Maar in 1998 was er duidelijk een kentering met een inflatie van 29.1%. Het eerste regeringsjaar van president Kabila Senior was sowieso remarkabel, omdat de prijzen over het verloop van één jaar zelfs daalden. "Maar toen kwam de rebellie", zegt Verplaetse, "en ging het weer het oude pad op".
Het is al vaker gezegd dat de Congolese economie zienderogen is afgetakeld. Hier toch nog enkele cijfers. Sedert 1988 is er één jaar geweest met echte groei (dat was 1995 met een groei van 0,7%). Maar in 1992 bedroeg de (negatieve) groei -10,5%; in 1993 was dat -13,5% en in 2000 : -11,4%. Verplaetse : "als bij ons de groei +1,25% bedraagt, spreken ze al over recessie !"
Maar na Honderd Dagen herstel, aangevat in mei 2001, gaat het volgens Alfons Verplaetse een stuk beter met Congo. Voordien stegen de prijzen op de markt in Kinshasa nog met 0,5% per dag. Maar tijdens de vier maanden na mei 2001 zijn ze licht gedaald, en ook de Franc Congolais staat nog iets sterker dan toen. Dat heeft zelfs tot een soort opgefokte euforie geleid. In het weekend van 14 en 15 juli 2001 is er met name een massa dollars gewisseld voor Francs Congolais - terwijl iedereen al jaren vluchtte in de stabiele dollar. Begin augustus keerde de suprematie van de dollar. Verplaetse begrijpt nog altijd niet wat er toen gebeurd is, al was er duidelijk een handjevol rijkaards aan het speculeren. "Er gaat daar maar een half miljoen dollar per dag om op de wisselmarkt, dus je hoeft niet met zovelen te zijn om de markt te verstoren", aldus Verplaetse.
Volgens Verplaetse komen er nu 200 cruciale dagen aan, tot einde maart 2002. Pas als Congo strak de hand houdt aan de orthodoxie - de Centrale Bank heeft de drukpersen stopgezet waarmee biljetten werden gedrukt voor de regering - zou het dan weer fiabel zijn voor Wereldbank en Muntfonds. Dan zouden die instellingen volgens Verplaetse "de geldkraan weer opendraaien" waarna buitenlandse investeerders zouden volgen. Gevraagd of Congo door de vijanden van de globaliseringsbeweging tot de orde is geroepen, zegt Verplaetse : "ze hebben zelf ingezien dat het zo niet verder kon". Dat gebeurde wel na "zware druk van de Verenigde Staten, Frankrijk en België die schrik hadden voor een Balkanisering".
Het Muntfonds wil de Congolese Centrale Bank niet meer soeverein haar gang laten gaan. De CCB moet nog voor eind 2001 een Monetaire Raad krijgen om te beletten dat "de hovelingen" in de kas graaien. Nu nog bestaat het bestuur van de bank uitsluitend uit ministers. Vorig jaar al is Verplaetse gevraagd of hij in die Raad wilde zitten. Met naast hem de Canadese ambassadeur in Kinshasa en een afgevaardigde van oud-IMF-baas Michel Camdessus. Het IMF zal, met andere woorden, de CCB mee besturen.
Raf Custers