arch/ive/ief (2000 - 2005)

[attac] VN-rapport over de schuldenlast.
by Alex de La Forest Divine Thursday December 06, 2001 at 03:03 AM
vlaanderen@attac.org

Een analyse van het VN-rapport over de schuldenlast door Alex de La Forest Divine.

VN-rapport over de schuldenlast.

Alex de La Forest Divine
____________________________

Het recentste rapport van de Secretatis Generaal van de Verenigde Naties over de schuld van de ontwikkelingslanden is beschikbaar in het Frans: ‘Problemen bij de evolutie en de afbetaling van de buitenlandse schuld van de ontwikkelingslanden, inclusief de problemen tengevolge van de wereldwijde financiële instabiliteit'. Het rapport 2001 van de Secretaris Generaal plaatst de moeilijkheden op de voorgrond waarmee alle ontwikkelingslanden geconfronteerd worden als gevolg van de schuldenlast en de ontoereikendheid van de huidige oplossingen. Hieronder enkele betekenisvolle uittreksels.

Het rapport herinnert er eerst aan dat «de afbetaling van de schuld altijd een zware taak is voor de talrijke ontwikkelingslanden, vooral in subsahara Afrika en in Latijns Amerika, alsook voor de landen in een overgangsfase. De stijging van de achterstallige interesten van de Latijns-Amerikaanse en Oost-Aziatische landen in 2000 komt daar nog eens bovenop. Deze moeilijkheden zouden nog vergroot worden door de brutale vertraging van de wereldeconomie die de landen met een hoge schuldenlast zeer zwaar treft.

Het rapport is vrij kritisch voor het PPTE-initiatief (‘arme en met zware schulden belaste landen' of Highly Indebted and Poor Countries - HIPC): «Men vraagt zich met toenemende ongerustheid af of het werkelijk efficiënt is de overdreven schuldenlast van de armste landen te elimineren. De overgang van de eerste (PPTE I) naar de tweede versie (PPTE II) heeft enkele verbeteringen meegebracht, maar het voortwoekeren van problemen zoals onderfinanciering, te strikte toegangscriteria (tot het PPTE-initiatief, SO), onvoldoende schuldverlichting, opleggen van overdreven maatregelen en loodzware procedures heeft de hoop dat het initiatief een oplossing zou kunnen betekenen voor de landen die kunnen genieten van een herhaalde schuldverlichting sterk aangetast.»

Het rapport belicht de fouten in de projecties die gebruikt worden door de internationale financiële instellingen : «Het wordt tegenwoordig algemeen aanvaard dat de oorspronkelijke inschattingen van welke schuld draaglijk is het potentieel van de mogelijke ontvangsten uit de buitenlandse handel en de groei van de PPTE-landen in een aantal gevallen zwaar overschat.»

Om uit deze impasse te geraken beveelt het rapport ‘onafhankelijke evaluaties van de leefbaarheid van de schuld' aan. «Deze evaluaties mogen zich niet beperken tot de PPTE-landen, maar zouden ook de landen met een laag inkomen en de met zware schulden belaste landen met een gematigd inkomen moeten omvatten». Het rapport beveelt tevens aan dat «met hoogdringendheid maatregelen ontwikkeld zouden worden om landen die op het punt staan hun schuld te vereffenen te vrijwaren van een nieuwe schuldenlast.»

Het rapport onderstreept ook de noodzaak om het initiatief ter verlichting van de schuldenlast te kaderen in de financiering van ontwikkeling en beveelt een drastische verhoging van de publieke ontwikkelingshulp aan. «Men vreest steeds meer dat de voordelen van een schuldverlaging teniet gedaan zullen worden door een vermindering van de hulp.» Men herinnert eraan dat «de ontwikkelingshulp daalt sinds het begin van de jaren ‘90. Enkele Scandinavische landen en Nederland niet te na gesproken verminderden de OESO-landen hun hulp de tien laatste jaar met ongeveer de helft.»

Het rapport interresseert zich eveneens voor de andere ontwikkelingslanden zoals de landen met een matig inkomen. Deze zijn zeer afhankelijk van de financiële markten. Het rapport legt wat deze landen betreft de nadruk op «de afwezigheid van een internationale regeling voor het probleem van te hoge schulden».

Het rapport stelt voor maatregelen te ontwikkelen die toelaten de schuld tijdeljk te bevriezen.

De voornaamste vraag is de positie van de privé-actoren in de reglementering van de crises. «Men is er over het algemeen van overtuigd dat de markt-discipline slechts werkt als de kredietverleners de gevolgen van de risico's die zij nemen kunnen dragen.»

De landen «zouden het noodzakelijk kunnen achten om als laatste toevlucht een eenzijdige bevriezing van de verplichting tot afbetalingen van de schulden voor te schrijven. Er is echter geen enkel akkoord om aan het IMF, middels een wijziging van de statuten, de macht toe te kennen om aan de kredietverleners een opschorting van vervolging op te leggen. Dit zou aan de schuldenaars een juridische bescherming geven door een tijdelijke bevriezing van de verplichting tot afbetalingen».

Het rapport vestigt geheel terecht de aandacht op de terughoudendheid om dergelijke maatregelen te implementeren. «Bepaalde grote, geïndustrialiseerde landen en actoren uit de privé-sector blijven sterk gekant tegen mechanismen die de privé-sector zouden binden. Hun argument is dat deze mechanismen de machtsverhouding tussen schuldenaar en schuldeiser bij onderhandelingen zouden wijzigen.»

Ondanks deze zeer goede bijdrages schiet het rapport te kort op tenminste twee punten die de Secretaris Generaal in andere periodes wel naar voren schoof, namelijk:
(1) De noodzaak om de multilaterale schulden kwijt te schelden. Het lijkt erop dat de zorg om de financiering van het initiatief en de verhoging van de ontwikkelingshulp prioritair geworden zijn en dit niettegenstaande het feit dat de kritiek op de zwakke punten van het initiatief voldoende duidelijk gemaakt werden.
(2) Het scheppen van een arbitragemechanisme dat een beter evenwicht kan bewerkstelligen tussen de belangen van schuldenaars en schuldeisers. Het lijkt erop dat het rapport de voorkeur geeft aan het benadrukken van concrete maatregelen die de privé-sector betrekken bij het beheer van de crises.

Deze keuzes geven wellicht een duidelijker beeld van de richting die de besprekingen over de schuldvraag tijdens de conferentie over de financiering van de ontwikkeling zullen opgaan. Deze conferentie wordt in maart 2002 gehouden.

Door Ales de La Forest Divine
CCFD, Katholiek Comité tegen de honger en voor ontwikkeling.

Deze tekst verscheen eerder in Grain de Sable 283 en werd vertaald door Leona Maes. Editing: Stijn Oosterlynck. Attac-Vlaanderen. 5 december 2001. Deze tekst mag vrij verspreid worden, mits volledige bronvermelding.