Generatie Genua by David Dessers, Vincent Scheltiens, Alain Tond Monday August 27, 2001 at 05:34 PM |
sap-pos@freegates.be 02/523.40.23 plantinstraat 29, 1070 Brussel |
Meer dan dertig jaar na mei 68 en meer dan tien jaar na de val van de Berlijnse muur maakt de jongerenradicalisatie komaf met de pretenties van de kapitalistische ideologen. De brede beweging die op wereldvlak tot stand komt, is niet langer enkel antineoliberaal; ze is potentieel antikapitalistisch, zeker voor wat haar meest bewuste geledingen betreft. Een bladzijde wordt omgedraaid, wie de volgende wil schrijven moet op straat staan.
I.
Wat in Genua gebeurde is in alle opzichten een kapitale gebeurtenis. Door de omvang van de massamanifestaties. Door het breed front van organisaties, verenigd in het Genua Sociaal Forum. Door de link die in de Italiaanse samenleving tot stand kwam tussen de beweging tegen de neoliberale mondialisering, de jongerenbeweging en de linkerzijde van de vakbeweging (metaalbewerkers van de CGIL en COBAS). Door de mislukking van de (in Göteborg opgestarte) poging om het protest te criminaliseren via een bewust georganiseerde niets ontziende politierepressie. Door het voor het imperialisme rampzalig beeld van de ‘meesters van de wereld’ die zich verplicht zagen fundamentele vrijheden op te schorten en de staat van beleg af te kondigen om beslissingen te treffen die tegelijkertijd uiterst mager en totaal onaanvaardbaar zijn. Door de weerklank in Italië (op 24 juli meer dan 300.000 betogers tegen de repressie, de regering-Berlusconi dooreen geschud amper drie maanden na haar eedaflegging, de sociaal-democratie gedestabiliseerd) en in de rest van de wereld (tegenover zo’n breed verzet zullen ‘ze’ geen topvergaderingen van dit genre meer kunnen houden).
Kortom: de betaalde prijs was verschrikkelijk hoog (één dode, zeshonderd gewonden, gefolterden), maar de slag van Genua werd gewonnen door het verzet. De hoop die ontstond na de intrekking van het Multilateraal Akkoord over Investeringen (MAI) en de blokkering van de nieuwe WTO-round in Seattle, komt er versterkt uit: het is mogelijk de neoliberale machine te bestrijden, tegen te houden en zo de voorwaarden te scheppen voor een andere politiek.
II.
We weten het sinds de succesrijke mobilisatie van Seattle tegen de Wereldhandelsorganisatie (WTO): we treden in een nieuwe politieke conjunctuur. De neoliberale politiek stoot op steeds meer verzet. Een deel van de nieuwe generatie verwerpt die politiek en kan overgaan tot de verwerping van het kapitalisme als dusdanig. Deze nieuwe radicalisatie is veelbelovend omdat ze zich onmiddellijk op internationaal vlak ontwikkelt en meer bepaald tot uitdrukking komt in het protest tegen de internationale instellingen van het kapitalisme. Genua vormt een kwalitatieve uitdieping van deze legitimiteitscrisis van de neoliberale globalisering.
Maar er is meer: Genua onthult dat er een brede radicalisering in de jeugd aan de gang is en geeft die radicalisering nog meer wind in de zeilen. Het fenomeen doet zich al enkele jaren in de Verenigde Staten voor, maar treft vandaag dus ook Europa. De beweging is zeer ongelijk, bijna onbestaand in een aantal landen. Maar ze is in volle uitbreiding en kan alleen maar groter worden. Dat is de ‘gebeurtenis binnen de gebeurtenis’. In Genua bepaalden ngo’s, verenigingen, linkse vakbondssectoren en antikapitalistische partijen samen het soepele, unitaire politiek-organisatorische kader (het Genua Social Forum en haar activiteiten). De geradicaliseerde jeugd – studenten en werkenden – hebben dit kader massaal opgevuld, ze vormden de overweldigende meerderheid van betogers en bezetten in de praktijk het voorplan van de strijd.
De media zorgden voor de rest, waardoor de wereld beelden te zien kreeg van een echte opstand van een nieuwe generatie, brutaal neergeslagen door de politie. Hierdoor doet zich niet alleen een verandering van politieke conjunctuur voor, maar ook de sociale conjunctuur ondergaat wijzigingen: er kan opnieuw een klimaat van strijd ontstaan. Dit moedigt alle onderdrukten en uitgebuiten aan om de kop op te steken en zich te verzetten.
III.
De nieuwe golf van jongerenradicalistie wortelt in de formidabele maatschappijcrisis (die tegelijk sociaal, ecologisch, moreel en economisch is) die door het kapitalisme niet kan opgelost worden. Men weigert de mensheid met neergebogen hoofd meer ongelijkheden, meer armoede, meer uitbuiting, meer milieuvernietiging, meer macht van het geld en van de maffia’s, meer oorlogen en wapenwedloop, meer racisme en planetaire apatheid, minder democratie, minder gelijkheid van rechten, minder culturele en biologische diversiteit te laten slikken. Men wordt zich meer bewust van het feit dat de wetenschappelijke en technische vooruitgang concrete alternatieven mogelijk maken, maar dat enkel de koortsachtige winstzucht de verwezenlijking van die alternatieven in de weg staat. De radicalisering baseert zich niet alleen op ‘morele’ verontwaardiging, maar ook op de revolte van jongeren tegen hun eigen materiële bestaansvoorwaarden: de dure prijs van ontspanning en vervoer, de flexibiliteit, de bestaansonzekerheid en de lage lonen voor werkende jongeren, de kostprijs van onderwijs en de toenemende onderwerping van dat onderwijs aan de business.
Deze dimensie van de radicalisering is zeer belangrijk. Enerzijds maakt ze de strijd radicaler (“woede”). Anderzijds zet ze de sociale kwestie op de dagorde (door de aanslagen op de sociale zekerheid, door de nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, door de beperkingen in het onderwijs). De radicalisatiegolf van de jongeren bevat in de kiem dus ook grote mogelijkheden om de strijd van de arbeidersklasse nieuw leven in te blazen, een strijd die geblokkeerd zit in almaar meer defensieve stellingen.
IV.
Twee kenmerken van de beweging tegen de neoliberale globalisering zijn in het bijzonder zeer belangrijk: het internationalisme en het massaal gebruik van directe actiemiddelen. Met deze twee kenmerken toont de geradicaliseerde jeugd de arbeidersbeweging de manier aan om uit de impasse te geraken waarin deze laatste zich bevindt. De jongeren tonen in de praktijk aan dat het mogelijk is krachtsverhoudingen op te bouwen tegen het kapitaal en zelfs overwinningen in de wacht te slepen (zoals bijvoorbeeld de intrekking van het MAI en de opschorting van de topvergadering van de Wereldbank in Barcelona).
Maar alleen kunnen de jongeren en de ‘antiglobalisatiebeweging’ slechts beperkte overwinningen behalen (ook al zijn ze symbolisch uiterst belangrijk). Om meer te behalen, om de nieuwe politieke conjunctuur volledig om te zetten in een nieuwe sociale conjunctuur, moet de wereld van de arbeid op zijn beurt de strijd aanbinden. Want alleen die factor beschikt over de krachtsverhouding om het mondiaal kapitalisme in het defensief te drukken en eisen te verwezenlijken. Het is dus van het allergrootste strategische belang om de arbeidersbeweging uit te leggen dat het in haar eigen belang is een bondgenootschap aan te gaan met de beweging tegen de neoliberale globalisering en dat ze haar eigen actie moet internationaliseren.
V.
Na Seattle en Praag toont Genua aan dat brede lagen van de jeugd nieuwe massale actie willen invoeren volgens de burgerlijke ongehoorzaamheid, erop gericht de ‘normale’ (dus steeds meer despotische) werking van de internationale kapitalistische instellingen te verhinderen of minstens danig in het honderd te doen lopen. De noodzaak van dit soort actie is een rechtstreeks gevolg van de ervaring die aantoont dat traditionele betogingen, zelfs massale en radicale, geen effect sorteren.
Deze acties zijn compleet legitiem, men maakt gebruik van het democratisch recht om de openbare ruimte te bezetten, men kan zelfs zeggen dat het hier gaat om de verdediging van de democratie tegen de dictatuur ‘van de markten’. De acties zijn het antwoord op de spiraal van legaal sociaal geweld en van het toenemend democratisch deficit in het kader van de liberale globalisering. Het is onaanvaardbaar ze over dezelfde kam te scheren als het “hooliganisme” of het “terrorisme”, of “het geweld” van deze betogers op dezelfde voet te plaatsen als het geweld van de politie. Want als deze acties geweld uitlokken is dat enkel maar omdat de burgerlijke orde geen ongehoorzaamheid tegenover haar dictaten duldt en onmiddellijk een golf van repressie ontketent.
Wij maken radicaal onderscheid tussen dat volledig legitiem geweld en dat van de zogenaamde “Black Blocks”. Wij zijn tegen deze Black Blocks om politieke redenen: hun methoden zijn een obstakel voor het massakarakter van de beweging. Bovendien is het bewijs geleverd dat ze een makkelijke prooi zijn voor infiltratie, manipulatie en provocatie door de politie. Maar deze “Black Blocks” afdoen als een uitvindsel van de politie is simplistisch: het gaat om een maatschappijfenomeen dat als dusdanig moet geanalyseerd worden. Anderzijds is het een ernstige illusie te geloven dat het volstaat zich van deze minoritaire groepen “af te maken” om de beweging voortaan te behoeden voor repressie.
VI.
Uitgedaagd en betwist door de nieuwe generatie, blijft de heersende klasse als één blok achter het neoliberalisme staan: de burgerij sleutelt niet aan een andere variant van het kapitalisme. Vandaar dat het establishment enkel maar reageert met repressie en recuperatie (via het concept van ‘governance’) en via een combinatie van beide methoden. Na de EU-top van Nice werd een lijn van confrontatie en criminalisering uitgewerkt (“nultolerantie” ten aanzien van “politieke hooligans”) op internationale schaal. Die lijn werd in Göteborg succesvol toegepast en daarna in Genua, waar het mislukte. De Italiaanse regering en haar “postfascistische” ministers zijn dus niet de enigen die met de vinger moeten gewezen worden.
Alle imperialistische regeringen dragen een deel van de verantwoordelijkheid voor het feit dat Genua het toneel werd van repressie Pinochet waardig. Berlusconi heeft de lijn zo vlijtig doorgezet, de mobilisatie zodanig onderschat, dat het resultaat zich tegen hem, tegen de G8 en zelfs tegen de Europese Unie keert. Die EU ontmaskert zichzelf als een politiestaat in opbouw, in die mate zelfs dat andere regeringen zich verplicht zagen afstand te nemen van de Italiaanse collega’s. Na de verontwaardiging van de publieke opinie over de repressie, pleiten de intelligentste woordvoerders van de burgerij voor voorzichtigheid: ze willen vooral de nadruk leggen op de recuperatie. De Belgische regering behoort niet tot deze categorie. De aanvallen van Verhofstadt tegen de “antiglobalisten” en die van Michel tegen de “ngo’s” bewijzen dat. Maar de media manen hen aan de toon aan te passen.
We moeten van deze situatie gebruik maken om campagne te voeren voor de verdediging van de democratische rechten, het recht op betogen en zich vrij te verplaatsen. We moeten er ook gebruik van maken om het zogenaamd “democratisch” en “ethisch” gelaat van de Belgische paars-groene diplomatie te ontmaskeren. In werkelijkheid diende dat gelaat enkel om “de burgers opnieuw met hun instellingen te verzoenen”, om België in het hart van Europa opnieuw te stabiliseren. Het volstond dat de instellingen op een ander front bedreigd werden om het masker te laten vallen.
VII.
Niemand kan voorspellen wanneer en hoe de jongerenradicalisatie de andere landen massaal zal treffen, of zichtbare gevolgen zal teweeg brengen in de arbeidersklasse en –beweging. Dat hangt immers van vele factoren af. De economische conjunctuur zal een belangrijke rol spelen (de recessie die in de VS begint, het perspectief van een nieuwe inkrimping van de “budgettaire marges”). In Europa zou de overgang naar de Euro ook wel eens voor heel wat agitatie kunnen zorgen. Ook meer politieke factoren kunnen een rol spelen, of spectaculaire gebeurtenissen (bijvoorbeeld een nieuwe brutale repressie). De concrete wijze waarop de gevolgen zich zullen laten gevoelen zal ook veel afhangen van de kenmerken van de arbeiders- en syndicale beweging in de verschillende landen: de kracht van de bureaucratische heerschappij, het al dan niet bestaan van linkse stromingen binnen de vakbeweging, de balans van de strijd tijdens de voorbije periode, enz.
België loopt duidelijk achterop, onder meer omdat de sociale bewegingen nog steeds getraumatiseerd zijn door relatief recente mislukkingen: de nederlaag van de beweging van Franstalige leerkrachten en studenten; de ernstige mislukking van de stakingen tegen het Globaal Plan; de onmacht van de antiracistische beweging om het Vlaams Blok in te dijken…
Daarom is het in ons land van groot belang om aan de convergentie te werken tussen de verschillende sociale en politieke bewegingen en vooral om een zo unitair mogelijk actiekader te scheppen dat open staat voor de nieuwe, politiek maagdelijke krachten die zich in de strijd willen engageren. Dat zijn de uitdagingen die aangegaan moeten worden met het oog op de betogingen in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de EU.
VIII.
Meer dan dertig jaar na Mei 68 en meer dan tien jaar na de val van de Berlijnse Muur maakt de jongerenradicalisatie komaf met de pretenties van de kapitalistische ideologen. De Geschiedenis is helemaal niet aan haar “einde” toe, ze versnelt onder onze ogen! De brede beweging die op wereldvlak tot stand komt is niet alleen meer anti-neoliberaal: ze is potentieel antikapitalistisch, zeker op het vlak van haar meest bewuste geledingen. Dit vergroot de kloof tussen de levende krachten van de contestatie en de traditionele krachten die zich comfortabel nestelden in het beheren van het systeem.
De sociaal-democratie staat op de rand van een spectaculaire praktische breuk met de zogenaamde “linkse waarden” waarop ze zich schijnheilig beroept en die onontbeerlijk zijn om, ondanks haar omhelzing van het neoliberalisme, haar kiezerscorps rond zich te houden. De Geschiedenis versnelt ook voor de groenen, vooral in die landen waar ze mee aan de macht zijn. “In Genua betoogde men voor wat onze waarden zijn”, roepen SP-PS en Agalev-Ecolo in koor. Maar ze waren niet in Genua en dat maakt heel het verschil. Een bladzijde wordt omgedraaid, wie de volgende wil schrijven moet op straat staan.
IX.
Meer dan dertig jaar na Mei 68 en meer dan tien jaar na de val van de Berlijnse Muur komt de noodzaak van een maatschappij-alternatief voor het kapitalistisch systeem in volle omvang naar voren. Een makkelijke oplossing is er niet, want de formidabele verspilling van sociaal-democratie en stalinisme blijft het socialistisch project in de ogen van de massa’s diskrediteren. Maar ten overstaan van het kapitalisme gebaseerd op winstzucht, loonarbeid en private eigendom van de productiemiddelen, is er geen andere oplossing mogelijk dan een maatschappij gebaseerd op collectief bezit van de economie en de bevrediging van de democratisch bepaalde sociale noden.
Het socialisme is dat of zou dat moeten zijn. Het is noodzakelijker dan ooit om te breken met de dodelijke logica waarin de mensheid gestuwd wordt door de ridders van de kapitalistische apocalyps. De nieuwe periode die zich opent, maakt de heropleving van het socialisme noodzakelijk. Via de enige methode die kans op succes biedt: in de actie, in de strijd, allemaal samen. Ver van de “scheppers van de wereld”, de “te volgen modellen” en de zelfuitgeroepen “gidsen”.
Socialistische Arbeiderspartij,
Belgische afdeling van de Vierde Internationale