10 jaar perestrojka in de Sovjet-Unie: Miljoenen arbeiders in acute nood by Gustavo Capdevila [IPS} Sunday August 26, 2001 at 09:05 PM |
Tien jaar na de geboorte van de onafhankelijke staat Oekraïne leeft het gros van de Oekraïense arbeiders in erbarmelijke omstandigheden. Dat stelt een nieuwe studie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Miljoenen arbeiders in acute nood
In het rapport People's Security Survey schetsen de onderzoekers van de ILO een bijzonder treurig beeld van het ex-communistische land aan de Zwarte Zee. Volgens Làszlò Zsoldos, een projectmedewerker van de ILO, leeft de meerderheid van de 50 miljoen Oekraïners in armoede. Met zijn gemiddeld maandelijkse inkomen van nog geen 19 euro zit de Oekraïner "diep onder de armoedegrens". Zsoldos benadrukt dat meer dan 83 procent van de 8.200 ondervraagden vindt er "niet goed" of zelfs "erg slecht" aan toe te zijn.
Probleem nummer één is volgens de onderzoekers de abominabele volksgezondheid. Voorts eet de bevolking slecht en weinig gevarieerd, zijn de woon- en werkomstandigheden ondermaats en worden de Oekraïners blootgesteld aan de gevolgen van een te hoge milieuvervuiling. De ILO vindt dat het tijd is voor "dringende maatregelen".
Het onderzoeksteam pleit voor een sterkere sociale structuur die toelaat een groter deel van de bevolking in haar primaire sociale behoeften te voorzien. Volgens het rapport wenden arme mensen zich niet langer tot de sputterende sociale overheidsinstellingen. Het percentage arbeiders dat bij een vakbond is aangesloten, is teruggelopen tot minder dan de helft. Ook de waardering voor de eens zo machtige vakbonden daalt volgens de onderzoekers tot onder het vriespunt. Werklozen vallen helemaal uit de boot: slechts 22 procent van hen krijgt een 'toelage' of 'geniet een gunstige maatregel'.
De meeste geïnterviewden schatten het werkloosheidspercentage op 40 procent van de actieve bevolking - drie keer zo veel als het officiële cijfer. Meer dan de helft van de werknemers zijn vrouwen, een fenomeen dat volgens de ILO uniek is in de wereld. Vooral de levensverwachting bij mannen zou sinds de onafhankelijkheid in 1991 sterk gedaald zijn. Een verwant verschijnsel, dat waarneembaar is bij haast alle postcommunistische landen, is het krimpen van het totale bevolkingscijfer. De Oekraïne, ooit een relatief welvarende regio met de titel 'graanschuur van de Sovjet-Unie', telt vandaag twee miljoen mensen minder dan tien jaar terug.
De gevolgen van de crisis zijn voor de gezinnen navenant. Een derde van alle gezinshoofden geeft toe de huur niet meer te kunnen betalen, de helft slaagt er niet meer in de gas- en waterrekeningen te vereffenen. Weinigen verdienen genoeg om alle monden in het gezin te kunnen voeden. Die situatie laat zich voelen in alle sociale groepen: arbeiders, bedienden, gepensioneerden, boeren en landarbeiders, ambtenaren en zelfs de werknemers in de privé-sector delen in de klappen. De grote meerderheid heeft de afgelopen tien jaar overleefd door solidariteit, ruilhandel, het opzetten van kleine, informele bedrijfjes, en - van onschatbare waarde - het onderhouden van een moestuin.
In schril contrast met die taferelen staat de luxueuze levenstandaard van een kleine minderheid. Het gaat volgens het rapport om een "nieuw fenomeen, een zeer snel groeiende ongelijkheid." In 1997 waren er volgens cijfers van de Oekraïense belastingsdienst 17 miljonairs - een getal dat gebaseerd is op de officiële belastingsaangiften. Dat nummer klom in 1998 naar 30, een jaar later 40, en vorig jaar waren het er plots 1.221. Deze minderheid leeft in ongekende weelde, en volgens de onderzoekers van de ILO "is er geen twijfel dat hun aangegeven inkomen ernstig onderschat is. Zij beschikken over de mogelijkheden hun ware fortuin te verdoezelen."
Economische hervormingen zorgen voor noodtoestanden
De economische hervormingen waarme de voormalige Sovjet-Republieken in Centraal-Azië worstelen, leiden in grote delen van de regio tot bittere armoede. Tegenvallende oogsten maken voedselhulp in Tadzjikistan en Oezbekistan onontbeerlijk, waarschuwden de Internationale Federaties van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan eerder deze week.
Tadzjikistan is de armste van de vijf nieuwe Centraal-Aziatische republieken die in 1991 ontstonden na de implosie van de Sovjet-Unie. De boeren in dat land kampen al vier jaar met een gebrek aan neerslag. Dit jaar zal de graanoogst er waarschijnlijk maar de helft opleveren van vorig jaar. De Tadzjiekse overheid heeft de internationale gemeenschap daarom om voedselhulp verzocht - 500.000 ton tarwe en verder ook vlees, olie, suiker en melkproducten.
Maar de droogte is niet het enige probleem van de 6,5 miljoen Tadzjieken. Volgens Roger Bracke, de leider van een evaluatieteam van de Rode Halve Maan dat ter plaatste poolshoogte ging nemen, lijdt het land zwaar onder de economische hervormingen die zich opdringen door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Onder de planeconomie van de voormalige grootmacht moest Tadzjikistan zich toeleggen op de productie van katoen en aluminium. Voedsel en andere goederen werden grotendeels ingevoerd uit andere Sovjet-republieken. Het systeem werkte - dat wordt volgens Bracke bijvoorbeeld geïllustreerd door het feit dat nauwelijks iemand zich iets herinnert over droogteperiodes van voor 1991 - die hadden toen immers nauwelijks een uitwerking op de economie.
Na het verdwijnen van de Sovjet-Unie moesten de Tadzjieken plots al hun behoeften zelf beginnen te dekken. De tekorten die zich voordeden, werden nog veregerd door de burgeroorlog die tussen 1992 en 1997 in het land woedde. Die woelige periode speelt nog steeds in het nadeel van de jonge republiek - de buitenlandse investeringen blijven uiterst beperkt. Driekwart van de Tadzjiekse bevolking leeft op het platteland en doet aan overlevingslandbouw. Bracke schat dat de Tadzjiekse levensstandaard nog maar de helft bedraagt van tien jaar geleden. De Wereldbank prijst het bezuinigingsbeleid van de regering en de economische groeicijfers van gemiddeld vijf procent per jaar die het land de laatste jaren haalt, maar volgens Bracke brengt een dergelijk groeiritme geen zoden aan de dijk in een economie die amper één miljard dollar per jaar produceert. Er is niet genoeg geld om het gezondheids- en onderwijssysteem te financieren zoals ten tijde van de Sovjet-Unie, en het land is nu zeker niet opgewassen tegen misoogsten en andere rampen.
Het Rode Kruis en de Rode Halve Maan zeggen dat ze ongeveer vier miljoen dollar nodig hebben om alle nodige hulpprogramma's in Tadzjikistan te financieren. Naast voedselhulp en investeringen in drinkwatervoorziening en sanitaire voorzieningen, dringen zich ook verrassendere hulpacties op. Veel gezinnnen kunnen bijvoorbeeld goed kleren en schoenen voor de kinderen gebruiken - bij gebrek daaraan houden de ouders hun kroost immers liever weg van de school. Maar de hulporganisaties preciseren dat dit allemaal druppels op een hete plaat zijn - het land heeft vooral nood aan buitenlandse investeringen om op eigen kracht uit het dal te kunnen komen.
In Oezbekistan is er al twee jaar sprake van droogte. Vooral de provincie Karakalpakstan lijdt onder de gevolgen van de lage waterstanden in de Amu Darya-rivier en het Aralmeer. Die problemen hebben structurele oorzaken - de enorme katoenvelden in het land vragen enorm veel irrigatiewater - en kunnen dus niet door noodhulp worden opgelost. Het Rode Kruis en de Rode Halve Maan hopen 600.000 dollar bijeen te krijgen om de ergste noden te kunnen lenigen van 20.000 zwaar getroffen inwoners van de provincie. Van haar kant heeft de Oezbeekse regering de Verenigde Naties verzocht tarwemeel en plantaardige olie te leveren als noodhulp voor de armste gezinnen.
Volgens Bracke heeft Oezbekistan, een land met 24 miljoen inwoners, de economische problemen die het einde van de Sovjet-Unie stelde "relatief goed" aangepakt. Maar het land is dan ook gezegend met grote voorraden aardolie, gas en goud. De grootste interne tegenstellingen in het land zijn bezworen, maar de infrastructuur in sommige afgelegen regio's is nog wel beneden alle peil.