Zwaar weer op komst by Ophelia Cowell (Friends of the Earth) Wednesday November 15, 2000 at 02:16 PM |
service@milieudefensie.nl |
Mensen moeten door hun regeringen beschermd worden tegen klimaatverandering. Op nationaal niveau en in internationaal verband falen regeringen om het probleem aan te pakken. Als regeringen de gevaren van klimaatverandering blijven bagatelliseren en niet de politieke lef tonen om de problemen op te lossen, wordt het klimaatprobleem onbeheersbaar. De gevolgen die de klimaatverandering zal hebben voor mensen over de hele wereld zijn onacceptabel.
Zwaar weer op
komst
De menselijke kant van het klimaatprobleem
Internationale
actie om klimaatverandering tegen te houden
Extreme
weersituaties en hun gevolgen: augustus 1999 tot augustus 2000
De gevolgen van een veranderd klimaat
Kenmerkende
effecten van veranderende niveau’s van zeespiegelstijging [12]
Klimaatschadelijke
subsidies en overheidsinvesteringen
Nederland
loopt ver achter bij haar doelstellingen
Mensen moeten door hun regeringen beschermd worden tegen klimaatverandering. Op nationaal niveau en in internationaal verband falen regeringen om het probleem aan te pakken. Als regeringen de gevaren van klimaatverandering blijven bagatelliseren en niet de politieke lef tonen om de problemen op te lossen, wordt het klimaatprobleem onbeheersbaar. De gevolgen die de klimaatverandering zal hebben voor mensen over de hele wereld zijn onacceptabel.
In november 2000 komen regeringsleiders uit de hele wereld bijeen in Den Haag om de laatste hand te leggen aan het Kyoto-protocol, het belangrijkste milieuverdrag op het gebied van klimaatverandering. De kwaliteit van de besluiten die tijdens deze zesde internationale klimaatconferentie worden genomen zullen de effectiviteit van het Kyoto-protocol voor het milieu bepalen.
Het bewijs groeit dat menselijke activiteiten het klimaat van de aarde beïnvloeden en dat deze verandering de belangrijkste milieubedreiging is waar we vandaag de dag mee worden geconfronteerd. In dit rapport laat Vereniging Milieudefensie, de Nederlandse lidorganisatie van het internationale netwerk Friends of the Earth International, de urgentie zien van het probleem en de noodzaak tot actie om klimaatverandering tegen te gaan (Hoofdstuk 1).
Terwijl regeringen jaar in jaar uit in conferentieoorden en vergaderzalen over het klimaatprobleem praten, heeft een reeks klimaatrampen het leven en de bron van inkomsten van mensen op veel plekken in de wereld reeds ernstig ontwricht. Hoewel nooit te bewijzen is dat specifieke weergebeurtenissen direct door klimaatverandering veroorzaakt worden, geven de persoonlijke getuigenissen van een overlevende van orkaan Mitch, de overstroming in Mozambique en andere ooggetuigeverslagen van extreme weerssituaties een indringende beeld wat ons mogelijk te wachten staat (Hoofdstuk 2).
Als een scherpe reductie van de uitstoot van broeikasgassen namelijk uitblijft, zal de temperatuur op aarde stijgen en zullen er vaker extreme weersituaties ontstaan. Hittegolven, droogtes, overstromingen en stormen zullen met grotere regelmaat voorkomen. De daarbijbehorende effecten zoals branden, epidemieën en hongersnoden versterken de gevolgen voor mensen op aarde. Zoals het er nu voor staat, zullen de armere landen het hardst getroffen worden. (Hoofdstuk 3)
Het gevaar dreigt dat een aantal rijke landen tijdens de komende conferentie in Den Haag zo weinig mogelijk concrete reductiemaatregelen af wil spreken. Juist deze landen stoten een onevenredig groot deel van de broeikasgassen uit. Om het gevaar van klimaatverandering te vermijden, zijn ingrijpende reducties in de uitstoot van broeikasgassen nodig, die gebaseerd zijn op rechtvaardige verdeling van de mate waarin landen broeikasgassen mogen uitstoten.
Om de gevolgen van klimaatverandering binnen aanvaardbare grenzen te houden en ontwikkelingslanden de ruimte te geven zich te ontwikkelen, moeten de geïndustrialiseerde landen de uitstoot van broeikasgassen verlagen met 80 tot 90 procent in 2050.
Daarom eist Milieudefensie van regeringen dat de resultaten van de zesde internationale klimaatconferentie in Den Haag verzekeren dat:
1. geïndustrialiseerde landen 80 procent van hun Kyoto-verplichtingen realiseren door binnenlandse reductiemaatregelen;
2. reductiemaatregelen duurzaam en bestendig zijn door het gebruik van duurzame energie en door energiebesparing;
3. reductiedoelstellingen gebaseerd zijn op het principe dat iedere wereldburger het recht heeft op een gelijk aandeel in de ecologische verantwoorde uitstoot van broeikasgassen. (Hoofdstuk 4)
Hoofdstuk 1
“[de verandering van ons klimaat] is een van de grootste uitdagingen waar ons land en de wereld mee geconfronteerd worden in de komende eeuw.”
John Podesta, Secretaris-Generaal van het Witte Huis [1].
Ons klimaat verandert en zal in de toekomst blijven veranderen. In 1995 concludeerde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) (1) dat de mens waarschijnlijk nu al een merkbare invloed heeft op het klimaat [2]. Steeds meer studies bevestigen dat beeld [3].
In de laatste decenia van de twintigste eeuw trad er een reeks bijzondere weersituaties op. Sinds 1860, toen men begon met het bijhouden van temperatuurstatistieken, is de gemiddelde temperatuur op aarde met ruim 0,7 graad Celsius gestegen, de laatste dertig jaar in versneld tempo [4]. De tien warmste jaren vielen allemaal na 1980. Zeven daarvan vielen in de jaren negentig, met 1998 als warmste jaar [5]. Het jaar 1999 was ‘slechts’ het vijf na warmste jaar was, maar zeer opmerkelijk, omdat die plek gehaald werd ondanks de afkoelende invloed van La Niña (2) in de Grote Oceaan [6].
Volgens klimaatindicatoren zoals boomringen en geologische gegevens [7] waren de jaren negentig van de twintigste eeuw zelfs de warmste van het millenium. De recente trend van opwarming gaat gepaard met andere verontrustende ontwikkelingen in het milieu.
Volgens het IPCC, is de trend van het opwarmen van de aarde over de laatste honderd jaar naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door de mens [13]. De poging van bedrijven en hun vertegenwoordigers om met desinformatie wetenschappers, het publiek en beleidsmakers ervan te overtuigen dat er geen klimaatprobleem is, lijkt te stranden op de groeiende hoeveelheid bewijsmateriaal van het tegendeel. Ook volgens vooraanstaande Britse en Amerikaanse meteorologen is het bewijs geleverd dat “ons klimaat snel verandert” [14].
De uitstoot van broeikasgassen zijn een bepalende factor in de klimaatverandering. Sinds de industriële revolutie, en vooral sinds de afgelopen vijftig jaar, is de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer fors toegenomen. De CO2-concentratie, het belangrijkste broeikasgas, is sinds 1950 met ruim een kwart toegenomen. De verbranding van fossiele brandstoffen zoals olie, kolen en gas is de belangrijkste oorzaak van deze stijging. Ook de uitstoot van andere broeikasgassen is in die periode sterk gegroeid.
De trieste effecten van extreme weersituaties worden maar al te duidelijk geïllustreerd door de recente overstromingen in China, Bangladesh, Europa, Venezuela en Mozambique, hongersnood in Soedan en de orkaan Mitch in Midden-Amerika. Gebeurtenissen zoals deze hebben het leven gekost aan duizenden mensen, miljoenen dakloos gemaakt en grootschalig economische verliezen veroorzaakt [15].
Het is nooit met zekerheid te zeggen dat specifieke rampen zoals deze direct het gevolg zijn van de invloed van menselijke activiteiten op het klimaat, maar ze laten wel zien hoe kwetsbaar we zijn voor klimaatverandering en de tekortkomingen van bestaande strategieën om met deze rampen om te gaan. Terwijl we ons terecht bezighouden met de oplossingen voor de toekomst, is het van belang stil te staan bij de extreme weersituaties van vandaag om ons bewust te worden van de urgentie van het probleem.
De economische schade door extreme weersituaties is de laatste tientallen jaren sterk toegenomen. Die toename wordt volgens (her)verzekeraars niet alleen veroorzaakt doordat in klimatologisch gevoelige gebieden steeds meer mensen, hulpbronnen en kapitaal gevestigd zijn. Ook de groei in frequentie en omvang van extreme weersomstandigheden speelt een belangrijke rol [16].
Het uitstellen van maatregelen zal de duurste en meest pijnlijke weg blijken te zijn. “Alleen al in 1998 bedroegen de kosten van zulke rampen meer dan soortgelijke gebeurtenissen gedurende de tachtiger jaren.“ [17].
Het nu investeren in maatregelen kan veel kosten in de toekomst besparen. De VS zal volgens eigen inschattingen een van de grote verliezers zijn als worst case scenario’s voor klimaatverandering werkelijkheid worden. Miami, Washington D.C., New York and Boston zullen getroffen worden. Met name New York met zijn lange kust en verbindingstunnels is gevoelig voor een stijgende zeespiegel [18].
Noten
(1)
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) is in 1988 opgericht. Het
kreeg als opdracht om de wetenschappelijk-technische en sociaal-economische
informatie over het klimaatprobleem op uitgebreide, open en doorzichtige wijze
te rapporteren. Het IPCC dient politiek neutraal te opereren. Het wordt gezien
als de vertegenwoordiger van de internationale wetenschappelijke consensus in
het klimaatdebat.
(2)
La Niña is het omgekeerde effect van El Niño: het water in de Stille Oceaan
koelt om de paar jaar af. Het effect van La Niña is minder sterk en minder
uitgebreid dan El Niño. El Niño is een onregelmatig om de paar jaar optredende
opwarming van het water voor de kust van Peru en Ecuador die zich kan
uitstrekken tot zo’n tienduizend kilometer. Deze opwarming heeft invloed op het
wereldklimaat.
(3)
De Zuidelijke Oscillatie zijn onregelmatige grote en langdurige variaties van
het weer boven de Stille Oceaan. Deze variaties hebben een grote invloed op het
wereldklimaat.
Regeringen hebben in 1997 het Kyoto-protocol aangenomen in antwoord op de dreigende klimaatverandering. Dit was de langverwachte aanvulling op het VN-klimaatverdrag dat in 1992 tijdens de Earth Summit, een VN-conferentie over milieu en ontwikkeling, in Rio de Janeiro werd opgesteld. Het VN-klimaatverdrag is het raamwerk voor het mondiale klimaatbeleid. Het uiteindelijke doel is het stabiliseren van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop gevaarlijke verstoringen van het klimaatsysteem worden voorkomen. Onderdeel van het verdrag is de verplichting om de CO2-uitstoot in het jaar 2000 niet hoger te laten worden dan die in 1990.
Het Kyoto-protocol is een detaillering van het Klimaatverdrag en bepaalt dat de meest ontwikkelde landen hun uitstoot van zes broeikasgassen in de periode 2008-2012 met 5,2 procent ten opzichten van het niveau 1990 moeten reduceren. Per geïndustrialiseerd land gelden uiteenlopende reductieverplichtingen. Voor de EU is dat bijvoorbeeld 8 procent, voor de VS 7 procent en voor Japan 6 procent. De voor de EU afgesproken emissiereductie is weer onder de lidstaten verdeeld. Zo moet Nederland zijn uitstoot met 6 procent verminderen. Het Kyoto-protocol draagt de uitwerking van een aantal zaken op aan de Conference of Parties (CoP).
Het Kyoto-protocol kan een bescheiden, maar belangrijke eerste stap zijn in het aanpakken van het klimaatprobleem. Belangrijk, omdat het kan gelden als bindend voor regeringen, maar bescheiden omdat de reductiedoelstellingen volstrekt onvoldoende zijn om het probleem daadwerkelijk aan te pakken. De IPCC heeft aangegeven dat wereldwijd CO2-reducties van 60 tot 70 procent nodig zijn om te garanderen dat de concentratie in de atmosfeer niet verder toeneemt [19].
Het kan een eerste stap zijn als het Protocol niet wordt uitgehold op cruciale punten en indien het wordt geratificeerd (bekrachtigd) in de landen die het ondertekend hebben. Pas na ratificatie treed het protocol in werking. Hoewel 84 landen het Protocol hebben ondertekend, zijn er nog maar 22 die het geratificeerd hebben en daarvan behoort er geen één tot de geïndustrialiseerde wereld [20].
In november 2000 komen in Den Haag de regeringen opnieuw bijeen voor de zesde Conference of Parties. Hun taak is om definitieve overeenstemming te bereiken over de details van het Kyoto-protocol. Voor ons klimaat is het van cruciaal belang dat de besluiten die nu worden genomen niet een afzwakking betekenen van dit belangrijke milieuverdrag.
Geraadpleegde
bronnen
[1]Roberts,
J., Storm over Global Warming, 13 Januari 2000, CBS News.
[2]IPCC (1996). Climate Change 1995. The
Science of Climate Change. Contribution of Working Group 1 to the Second
Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge:
Cambridge University Press.
[3]VROM
(1999), Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel 2, Den Haag, Sdu Uitgeverij.
[4]The Meteorological Office(1999) The
greenhouse effect and climate change. A briefing from the Hadley Centre,
October 1999. Bracknell: The Met Office.
[5]CRU (2000) Information Sheet 1: Global
Temperature Record. Norwich: Climatic Research Unit.
[6]World Climate News no.17, June 2000, page
12.
[7]CRU (2000) Information Sheet 1: Global
Temperature Record. Norwich: Climatic Research Unit.
[8]Mastny, L. (2000) Melting of Earth’s Ice
Cover Reaches New High. Worldwatch Institute, March 6, 2000.
[9]World Climate News no. 17, June 2000, page
3.
[10]IPCC
(1996) Op cit.
[11]Bruce, J. (1998). Montreal Gazette, 29
August, page 6.
[12]DETR (1999) Indicators of Climate Change in
the UK. London: DETR.
[13]IPCC (1996) Op cit.
[14]Ewins, P and Baker, J. (1999) Letter in the
Independent 23/12/99 from Peter D Ewins Chief Executive Officer, UK
Meteorological Office, and James Baker Under Secretary, US National Oceanic and
Atmospheric Administration.
[15]UNEP (1999)Global Environmental Outlook
2000, page 363 London: Earthscan publications.
[16]Munich Re, Topics- Annual review of Natural
catastrohpes 1998, München.
[17]World Health Organisation (2000) Climate
change and human health: impact and adaptation. Geneva: World Health
Organisation.
[18]US National Report (2000) Climate change
impacts on the US, June 12.
[19]The Met Office (1999) The greenhouse effect
and climate change. A briefing from the Hadley Centre. October 1999).
[20]United Nations Framework Convention on
Climate Change, correct as of 13 Jan 2000, http://www.unfccc.de
Smeltend ijs
IJsbergen smelten. De ijslaag die de Noordpool bedekt is 40 procent dunner geworden sinds de jaren zestig. Op sommige plaatsen is de ijskap geheel weggesmolten[8]. Een recent door NASA uitgevoerde inventarisatie vanuit de lucht gaf aan dat ook de Groenlandse IJsmassa veel dunner is geworden.
El Niño verandert
Het gedrag van El Niño en de Zuidelijke Oscillatie (3), is onmiskenbaar veranderd sinds 1976, met meer El Niño’s en minder La Niña’s [9]. Bovendien waren de temperatuurverandering van het zeewater tussen 1982-1983 en 1997-1998 de sterkste van de afgelopen 100 jaar. De temperatuurschommelingen tussen 1990-1995 traden het langdurigst op. Zulk gedrag is, zoals de IPCC opmerkt, “ongebruikelijk in de context van de afgelopen 120 jaar” [10].
Vuur, vorst en het uitbreken van ziektes
In de jaren tachtig en negentig werd in Canada twee keer zoveel bos aangetast door branden, insecten en ziektes als in de decennia daarvoor. De gemiddelde frequentie van grote hagelbuien in Calgary is toegenomen van eens in de vier jaar in de jaren tachtig tot twee keer per jaar in de jaren negentig [11].
Verschuivingen in het verspreidingsgebied van planten en dieren
De natuur laat de gevolgen van klimaatverandering op subtiele, maar significante wijze zien. Het verspreidingsgebied van dieren en planten is verschoven als gevolg van een veranderende klimaat. Bij een aantal soorten is vroegtijdige migratie en een vervroegde legperiode waargenomen. Ook de knopvorming en het bloeien van planten worden eerder in het jaar geconstateerd [12].
augustus 1999 - VS,
Noord-Amerika
Meer dan 250 mensen sterven als gevolg van een hittegolf die grote delen van het noordoosten in z’n greep heeft. Landbouwrampgebieden worden uitgeroepen in 15 staten en alleen al in West-Virginia bedraagt de economische schade meer dan tachtig miljoen dollar.
november 1999 - India,
Azië
Een cycloon vernietigt delen van Oost-India, met bijna tienduizend doden en hele dorpen die in de Bengaalse Baai worden weggespoeld.
december 1999 -
Venezuela, Zuid-Amerika
Bijna dertigduizend doden en 150 duizend daklozen door overstromingen en modderstromen.
december 1999 - Frankrijk, West-Europa
Hevige stormen trekken door Frankrijk. Er vallen 83 doden en duizenden mensen zitten maandenlang zonder stroom.
februari 2000 -
zuidelijk Afrika
In Mozambique, Botswana en Zuid-Afrika worden honderdduizend mensen van hun huizen verdreven door overstromingen. Duizenden strandden in bomen in Mozambique en ziektes dreigen een grote crisis voor de volksgezondheid te veroorzaken
april 2000 - Ethiopië,
Afrika
Droogte en brand vernietigen gewassen in Kenia en Ethiopië waardoor het bestaan van acht miljoen mensen wordt bedreigd.
juli 2000 - Midden
Europa
Temperaturen van boven de veertig graden kosten het leven aan veertig mensen op het Griekse vasteland, Bulgarije, Roemenië, Kosovo, Italië en Zuid-Frankrijk. Zo’n achthonderd Nederlandse toeristen worden geëvacueerd door enorme branden op het Griekse eiland Samos. Tegen deze door de hittegolf aangewakkerde branden vechten 25 duizend brandweerlieden. In het zuiden van Kroatië en Frankrijk kosten branden aan twee mensen het leven.
augustus 2000 - India,
Azië
Zware overstromingen in het noordoosten van India maken ten minste 4,5 miljoen mensen dakloos. Er vallen meer dan vierhonderd doden. Gewassen en infrastructuur worden vernietigd.
augustus 2000 - VS,
Noord Amerika
Door bosbranden staat 1,74 miljoen hectare land in brand. Hierdoor is dit brandseizoen een van de ergste in de geschiedenis, met vlammen die tot een hoogte van 26 meter worden aangewakkerd door de wind. Sommige branden zullen waarschijnlijk pas door de eerste najaarssneeuw worden geblust.
[einde box]
Hoofdstuk 2
“In eerste instantie leek het niet zo ernstig…” Julian Cisnero, een boer uit Chinandega, Nicuaragua, die zijn hele oogst verloor door orkaan Mitch.
Wat gebeurt er als een orkaan toeslaat of een storm overstromingen veroorzaakt? Hoewel dit geen nieuwe bedreigingen zijn voor grote delen van de wereld, betekent de groeiende ernst en frequentie van deze weersituaties dat het voor veel mensen steeds moeilijker wordt om te overleven. Veel mensen hebben grote persoonlijke tragedies meegemaakt door hun familie, vrienden en huis kwijt te raken. Dit zijn de verhalen van mensen die recente extreme weersituaties hebben meegemaakt. Verhalen als deze geven een verhelderend inzicht in wat nog veel meer mensen te wachten staat als het klimaat blijft veranderen.
Nieuwsbericht: Oktober 1998, Nicaragua
Met windsnelheden tot 290 kilometer per uur trok Orkaan Mitch door het Caribische gebied tot aan Nicaragua. Overstromingen en modderstromen doodden zo’n tienduizend mensen. Het was voor het eerst in honderd jaar van waarnemingen dat vier Atlantische orkanen tegelijkertijd actief waren. Twee jaar later, lijden de mensen nog steeds aan ziektes, zijn ze dakloos en zijn hun voedselvoorraden beperkt [1].
Brief van Josefina
Ulloa Velasquez uit Leon, Nicaragua die Orkaan Mitch overleefde, 15 november
1998
Vrienden, het is niet makkelijk om te schrijven en de pijnlijke en tragische gebeurtenissen van de afgelopen 16 dagen onder woorden te brengen. In de nacht van de storm kon ik al vanaf de eerste alarmsignalen niet meer slapen. Met zonsopgang bracht ik mijn zoon Carlos Jose en mijn neven en nichten naar Posoltega. We moesten lopen omdat alle wegen vernield waren en er geen ander vervoer mogelijk was. De ontwortelde bomen die we onderweg tegenkwamen waren een voorbode; de omvang van de ramp begon langzaam tot ons door te dringen.
We moesten menselijke ketens vormen om op plekken waar bruggen waren weggevaagd naar de overkant te komen. Toen we aankamen in La Virgen, de kleine gemeenschap waar mijn zus woont, troffen we haar huis aan bedolven onder zes meter modder en puin. Binnen was te zien hoe de modder over tafels en bedden was gestroomd. Daarna bezochten we mijn broers. Eentje huilde. Niet alleen van verdriet, ook van blijdschap omdat door puur toeval hun huizen gespaard waren door het vernietigende water.
We vonden vele onthoofde lichamen en losse ledematen. Vanuit de modder kwamen noodkreten. Mensen zaten nog steeds gevangen op de plekken waar veel bomen waren omgevallen en er was geen touw om de overlevenden uit de modder te redden. Eén vrouw die we levend uit de modder hadden getrokken, overleed alsnog.
Bij terugkomst in mijn eigen dorp werd ik met soortgelijke gruwelijkheden geconfronteerd. Vierduizend huizen waren weggevaagd en overal waren lijken; bungelend in de weinig nog overeind gebleven bomen, aangevreten door honden op de grond; verbrand of halfverbrand na een crematie die door modder en water onmogelijk was gemaakt. Het meest afschuwelijk tafereel trof ik aan twee straten van het huis van mijn oom; twee vrouwen die aan het baren waren op het moment dat de overstroming plaatsvond waren dood aangetroffen. Eén kind was maar deels gebaard. We proberen nog steeds alle overgebleven lijken te verbranden.
De dagen na de storm werkten we van ‘s ochtends vijf uur tot middernacht om mensen te helpen die soms zo wanhopig waren dat ze om eten gingen vechten. Mijn weerstand is nu slecht en al deze gruwelijkheden worden me te veel. Ik was zo bang toen de storm insloeg dat mijn lichaam trilde. Infectie en diaree zijn aan het uitbreken onder de mensen. Van mijn familie zijn nu acht personen dood en in de familie van mijn moeder veertig.
Goede vrienden, dit is alles wat ik vandaag kan schrijven. Wat zal er gebeuren met mijn familie?
Twee jaar later in augustus 2000, blikt Josefina terug op deze dagen en vertelt wat er is gebeurd met de mensen waar ze toen over schreef.
Tot de dag van vandaag liggen in de tuin van mijn zus de resten begraven van de lichamen die we daar aantroffen. De mensen waren gekomen om te schuilen en ze waren daar gestorven. We konden hun families niet vinden. We voelden ons machteloos tegenover zoveel vernietiging. Desondanks, probeerden we om de rouwenden moed in te spreken, maar het was moeilijk om de juiste woorden te vinden.
In de weinige berichten die vóór de storm waren uitgezonden, liet de overheid ons weten dat we veilig waren en dat de storm Honduras zou treffen. De mensen waren compleet onvoorbereid en alles wat er gebeurde kwam daardoor harder aan. Ik denk dat als mensen hadden geweten dat de storm in aantocht was, ze ten minste een schuilplek hadden gezocht en hun kinderen naar binnen hadden gehaald. Zelfs na de ramp, zei de president dat hulp niet nodig was.
Vandaag de dag wonen 350 gezinnen in de stad Santa Maria, maar in deze sloppenwijken kunnen landbouwers niet in hun inkomen voorzien. Sommige vrouwen gaan naar Minowa om in huishoudens te werken, maar hiermee verliezen ze hun autonomie en identiteit. Velen zijn sindsdien geëmigreerd naar landen zoals Costa Rica omdat ze hier moeten wonen in overvolle ruimtes, vlakbij mensen die ze niet of nauwelijks kennen.
Er zijn ook andere spanningen die zich na de storm hebben ontwikkeld. Tussen de mensen die de beproeving hebben doorstaan en geconfronteerd werden met dakloosheid, verhuizing en afzondering, ontstonden sterke banden. De bestaande sociale netwerken zijn echter uiteengevallen en de afstanden tussen de buurten zijn groter geworden. Dit gaat gepaard met spanningen die ontstaan door het leven in onbekende en kleine woonruimtes en leidt tot toenemende conflicten en huiselijk geweld. Vóór Mitch had elke familie veel meer ruimte, ze teelden hun eigen mango’s en sinaasappels om op de lokale markten te verkopen. Deze locale economie bestaat niet meer en de ongelukkige overlevenden van orkaan Mitch worden nu ‘dammificados’ genoemd.
Iedereen in het hele land is op de een of de andere manier getroffen. Als het nu regent, zijn mensen bang, ze zijn in shock en velen hebben last van slapeloosheid en hoofdpijn. De slechte omstandigheden, ondervoeding en de angst voor herhaling veroorzaken nier- en ademhalingsziektes, malaria en dengue. Ik denk dat mensen therapie nodig hebben.
Nieuwsbericht: februari 2000. Mozambique
Vijf dagen onophoudelijke stortregen buiten het seizoen hebben de ergste overstromingen sinds mensenheugenis veroorzaakt in Mozambique [2,3]. Meer dan honderdduizend mensen waren gedwongen om hun huizen te verlaten en duizenden strandden in bomen. Stijgend vloedwater en een chronisch gebrek aan schoon drinkwater doen de kans op malaria- en cholera-epidemieën toenemen, wat een ramp voor de volksgezondheid zou betekenen.
Interview met Gina
Mamanoela, financieel adviseur, Maputo, Mozambique, 14 juli 2000
Toen de regen begon dachten we dat er niets aan de hand was en we wisten niet hoe hard het regende buiten de stad. Pas toen we de beelden op televisie zagen, beseften we dat het om een ramp ging. Reportages lieten zien dat de hele regio vernietigd was en dat veel mensen gewond waren, maar nog steeds leek het allemaal ver weg. Het was februari toen het begon in Maputo, de stad waar ik woon. Het ligt laag, maar niet zo heel erg laag en daarom leken de overstromingen eerst niet zo erg. Pas ‘s avonds zagen we dat het water in aantocht was. Toen beseften we het gevaar en mensen begonnen te huilen. Twee van mijn tantes waren net op bezoek en waren daardoor gestrand in mijn huis. Ze waren overstuur want gedurende twee maanden konden ze niet terug naar hun kinderen. Kun je het je voorstellen dat je onder die omstandigheden twee maanden gescheiden bent van je kinderen?
De volgende ochtend merkte ik dat ik het huis niet uit kon en dat bleef vele dagen lang zo. Nu is het juli en de wegen zijn nog steeds met moeite begaanbaar en de overstromingen hebben een deel van mijn huis meegenomen.
Er komt geen hulp want de overheid heeft zijn aandacht gericht op de gebieden die helemaal vernietigd zijn. Hulpverlening aan die gebieden komt nu op gang, maar andere gebieden zoals de mijne, die schade hebben geleden kunnen geen hulp verwachten. Dit betekent dat het water niet schoon is en dat de mensen ook nog lijden aan cholera en malaria.
Buiten de stad is 80 procent van de bevolking boer, of eigenlijk was boer. De bruggen en wegen die Maputo met midden Mozambique verbonden, zijn vernietigd. Boeren in deze gebieden waren afhankelijk van de landbouw voor hun eigen voedsel en van de wegen en bruggen om hun overtollige productie naar de markt te brengen. Voldoende eten en werken zijn onmogelijk geworden. Op een dieet van mandarijnen verhongeren ze nu langzaam. Er is geen hulp onderweg voor deze mensen omdat ze geen huis bezitten en daardoor niet als echte slachtoffers van de overstroming worden gezien. Mensen die hun gewas en inkomen hebben verloren, lijken niet in aanmerking te komen voor hulp. Diegenen die daartoe in staat zijn, de jongeren, vluchten naar de stad, maar de ouderen kunnen de tocht niet aan. Mensen uit de stad willen tegenwoordig niet meer door het platteland rijden omdat het in hun ogen een gevaarlijk gebied is geworden door de wanhoop die er heerst.
Mijn familieleden buiten Maputo vertellen me dat ze doodgaan omdat ze niet kunnen overleven op een dieet van fruit. Lokaal geproduceerd fruit is het enige eetbare dat nog groeit.
De gevolgen voor kinderen zijn het ergst. Er zijn zoveel kinderen die tijdens de overstromingen gescheiden zijn van hun ouders. Velen hebben hun ouders verloren, maar begrijpen dat niet. Ze vragen steeds wanneer hun ouders thuis komen. Volwassenen weten dat als iemand verdwijnt tijdens een overstroming je ze niet meer zult zien, maar kinderen snappen dat niet. Zij weten niet of hun ouders gewoon naar een ander deel van het land zijn gegaan en nu op weg zijn naar huis. Die twijfel blijft bij kinderen.
Nieuwsbericht: december 1999, West-Europa
De twintigste eeuw werd in Europa afgesloten met winterse stormen. Ongekend sterke windhozen trokken over het noorden en zuidwesten van Frankrijk, eisten het leven van 83 mensen en trokken elektriciteitsmasten omver waardoor ongeveer een kwart van het nationale stroomnet uitviel. Duizenden mensen brachten hun kerstdagen en millenniumviering door zonder stroom. In Frankrijk alleen al waaiden 300 miljoen bomen om. De geleden schade wordt geschat op tien miljard euro.[5] Ook het zuidwesten van Duitsland werd geteisterd door storm.
“We maken klimaatverandering al mee. Extreme weersomstandigheden
zijn drastisch toegenomen. De storm Lothar geeft ons een beeld van wat we in de
toekomst misschien kunnen verwachten.” Klaus Töpfer, hoofd United Nations Environmental Programm (UNEP),
Frankfurter Rundschau, 29 december 1999.
Interview met Walter
Trefs, gepensioneerde bosbouwer in het Zwarte Woud, Duitsland, 14 augustus
2000.
Ik was thuis toen de windhozen een snelheid bereikten van 180 kilometer per uur. Omdat mijn huis erg beschut ligt, had ik in eerste instantie niet door wat er aan de hand was. Ik ging zelfs het dak op om een losse dakpan vast te zetten. Dat had ik waarschijnlijk beter niet kunnen doen, want ik had er zo af kunnen waaien. Op het dak keek ik uit op het bos en overal zag je de bomen buigen alsof ze bezeten waren door de wind. Toen denderde het, ik hoorde het bos ineenstorten. Het was een angstwekkend geluid.
Ik dacht dat er misschien mensen gevangen zaten en trok erop uit, met mijn kettingzaag in de auto. Ik kwam niet ver. Het was ongelooflijk wat door de storm in een tijdsbestek van een half uur was aangericht. Door de vele omgevallen bomen zaten ongeveer 15 mensen vast, iets verder op de weg. Ik kon ze niet alleen bevrijden en haalde er eerst wat buren bij. Het duurde twee uur voordat we bij ze konden komen. Een paar bejaarde mensen, die vast hadden gezeten waren in shock en er was ook iemand in een rolstoel. Een auto was helemaal verpletterd door een boom. Er zaten op dat moment gelukkig geen mensen meer in. Voor mij was het door deze reddingsoperaties duidelijk dat dit geen gewone storm was geweest. Het bos was helemaal platgewalst. Ik kon mijn ogen niet geloven. Het waren niet alleen de oude bomen, maar ook de jonge. Op de plek waar het oog van de storm was langs geweest stond geen enkel boom meer. Toen ik zag wat de storm had aangericht aan de huizen in het dorp moest ik gelijk denken aan de beelden van orkanen in de VS die je op de televisie te zien krijgt. Daken lagen dertig tot veertig meter verwijderd van de huizen waartoe ze behoorden.
Het bos laat ons zien dat het weer verandert en we zouden naar die boodschap moeten luisteren. Tegenwoordig komen hier teken voor die het vroeger te koud vonden. Ik kan die veranderingen zien omdat ik het bos zo goed ken. Ik voel me wanhopig, want ik weet dat als alles weer opgeruimd is, iedereen het wel weer zal vergeten. Alles weer zijn gangetje, maar het is niet zo. Er komen meer stormen zoals Lothar, met meer schade.
Iedereen in mijn buurt heeft er mee te maken nu er door de storm enorme hoeveelheden hout op de markt zijn gekomen. De prijzen zijn de helft van wat ze waren en daardoor zijn het niet alleen de mensen die schade hebben aan hun huizen die in de problemen zitten. In de jaren tachtig waarschuwde de bossen ons dat we teveel gevaarlijke stoffen in het milieu loslieten. De bossen gingen toen dood door de zure regen. We zijn toen wakker geschud en kwamen in actie. De stormen en bossen geven opnieuw een signaal, maar het lijkt erop alsof iedereen die negeert en overgaat tot de orde van de dag.
Nieuwsbericht: oktober 1999, India
Op 29 oktober werd de Indiase deelstaat Orissa overstroomd toen windsnelheden van 250 tot 260 kilometer per uur zeespiegelstijgingen van acht meter veroorzaakten. Het meeste leven werd weggevaagd en voor diegenen die overbleven was er weinig te eten door veesterfte, vernietigde gewassen en door zout onvruchtbaar gemaakte velden [6].
Interview met Pravin
Nair, een inwoner van Delhi die in november 1999 naar Orissa reisde om te
helpen met de grote schoonmaak na deze beruchte storm, juli 2000
Het gebeurde acht maanden geleden; een verschrikkelijke storm in de deelstaat Orissa. In dit gebied was het een van de ergste rampen van de afgelopen 600 jaar en de mensen waren niet gewaarschuwd. Het was echt hartverscheurend.
Hier in dit gebied hebben wij de wederopbouw op ons genomen. Veertien departementen waren ernstig getroffen door de wind en golven. Meer dan tienduizend mensen werden weggespoeld en de landbouw in dit gebied werd helemaal vernietigd. In de eerste zeven tot tien dagen kwam er geen noodhulp. Zonder stroom en telefoon, stortte het overheidsapparaat min of meer in en was daardoor niet in staat om veel hulp te bieden.
De mensen waren hun huizen, hun vee en hun gewas kwijtgeraakt. Tegen de tijd dat ik arriveerde, was het gebied al enigszins opgeruimd en het grootste probleem dat ik op dat moment zag, was het feit dat mensen niet langer in hun onderhoud konden voorzien. Het zoute water had hun land onbruikbaar gemaakt; hun zaadvoorraad en … eigenlijk alles was verloren. Verschrikkelijke ziektes heersten, er was gebrek aan schoon drinkwater en het aantal malariagevallen nam toe en cholera brak uit. De schoolboeken van kinderen die examens moesten maken waren weggespoeld, dus zorgden we eerst voor nieuwe boeken.
Het land zal op een dag hersteld zijn, maar het gaat heel lang duren voordat het zover is.
Nieuwsbericht: januari 1998, Canada
Canada heeft de ergste ijsstorm in haar geschiedenis meegemaakt. Meer dan een miljoen Canadezen werden geconfronteerd met een tweede ijskoude week zonder stroom. De storm en de stroomuitval die daarmee gepaard gingen, hebben al het leven van zestien mensen geëist [7].
Interview met Ariane
Connor, student, Montreal Canada, 14 augustus 2000
Ik wist dat er iets ernstig aan de hand was toen na twaalf uur de elektriciteit nog steeds niet opnieuw was aangesloten. In de winter valt de stroom zelden meer dan drie uur uit.
De volgende dinsdag en woensdag begon ik te beseffen hoe erg de situatie was. Ik woon naast de berg van Bruno en het bos. We hoorden het gekrijs van neerstortende bomen in de bergen en op onze terreinen. Omdat ik geen televisie of radio had, was het enige nieuws wat ik kreeg van collega’s die ik in Montreal belde. Ik had er geen idee van dat het getroffen gebied zo groot was.
Tegen de tijd dat we naar de bewoonde wereld gingen om kaarsen, brandstof e.d. te kopen omdat onze voorraadkast helemaal leeg was, was iedereen bezig alle hout, generators, kaarsen, batterijen en brandstof te kopen die voor handen was. Er was nergens meer iets te krijgen. Zelfs de grote warenhuizen waren leeg.
De kou was het ergste. Het donker vind ik niet erg, maar na achtenveertig uur gaat de kou in je kleren zitten. Het geluid van vallende bomen ook. Op dinsdag gingen we de bergen in om foto’s te maken, later is het daar tot ‘gevaarlijk gebied’ uitgeroepen. Ik heb nog nooit zo’n puinhoop gezien en dit was pas het begin van de ijsstorm. Alles zat onder het ijs. Heggen stonden niet meer overeind. Er waren alleen nog dertig centimeter hoge richels.
We waren bang dat de bomen op het huis zouden vallen of dat het dak het zou begeven onder het gewicht van het ijs. Tegen de tijd dat we het dak vrijmaakten van ijs met behulp van bijlen, pikhouwelen en dergelijke was de ijslaag al zo’n anderhalve meter dik.
De meeste mensen werden gedwongen hun huizen te verlaten. Ze trokken in bij gezinnen met een houtkachel, een werkende generator of normale elektriciteit zoals in sommige delen van Montreal. De rest ging naar regionale opvangcentra, die vaak in scholen waren gehuisvest. Veel oudere mensen weigerden uit hun huizen weg te gaan en de autoriteiten moesten langskomen om iedereen te evacueren.
Veel huizen zaten bijna acht weken zonder stroom. Dat is geen lolletje tijdens een Canadese winter. Het leger werd ingeroepen om in onze lege wijk te patrouilleren. Het was heel vreemd, als je rondreed zag je geen lampen, geen verkeer en overal waren de wegen geblokkeerd door omgevallen bomen en puin. Sommige mensen zijn doodgevroren en er waren veel ongelukken die veroorzaakt werden door mensen die op de een of andere manier probeerde hun huis warm te krijgen.
Honderden elektriciteitsmasten zijn ingestort. Zowel de hoofdleiding als de back-up leiding van Hydro-Quebec begaven het. Vanuit heel Noord-Amerika kwamen elektriciens om te helpen. Nu vragen we ons af of het goed zou zijn om te investeren in een generator. Mensen hebben geen vertrouwen in de reparaties die zijn uitgevoerd aan het stroomnetwerk voor huishoudens.
Heel Montreal zat zonder licht; politie en brandweerauto’s patrouilleerden door de straten. Wij hadden geluk, want nadat we naar Montreal waren overgestoken, hebben ze de bruggen gesloten. Uiteindelijk werd ik ziek, maar ik ben jong. Ik had echt medelijden met de ouderen. Misschien zijn ze wel sterker dan wij? Ik weet het niet, maar ik leefde met ze mee.
Het enige langetermijneffect dat voor mij zichtbaar is, is de angst dat het opnieuw zal gebeuren. We weten nu dat zoiets mogelijk is. Ik ben twee maanden lang niet thuis geweest. In de jaren na de storm gingen de verzekeringspremies omhoog. Het weer wordt steeds gekker. Het valt mij op dat steeds meer mensen dit beseffen. Ik vermoed het broeikaseffect. Misschien was dit gewoon een toevallige gebeurtenis? Ik heb geen idee, ik ben geen wetenschapper. Maar de mensen vrezen dat het weer gebeurt.
Geraadpleegde bronnen
[1]International Federation of Red Cross and
Red Crescent Societies (1999). World Disasters Report 1999.
[2]Duvall Smith (2000) ‘It is going to take
this country two years just to get back to where it was three weeks ago’, The
Independent, Feb 24 2000.
[3]Dynes, M. (2000), Death toll rises as
tropical storms lash Mozambique, The Times,
22 February 2000.
[4]The Mirror (2000) ‘Weather Extremes assail Europe’, July 12.
[5]Reuters, Planet Ark January 4, 12 and 13,
2000.
[6]Goldenberg, S. (1999), Cyclone kills
hundreds in India, The Guardian, 1 November 2000.
[7]Webb, G. (1998), 12,000 troops help a
million Canadians in the big chell, The Evening Standard, 15 januari 1998.
Hoofdstuk 3
“Het is niet langer de vraag of het klimaat op aarde gaat veranderen, maar hoe, waar en wanneer.” [1] Robert T. Watson, voorzitter van de Verenigde Naties Inter-Governmental Panel on Climate Change
De indringende getuigenissen van de overlevenden van recente extreme weerssituaties zouden hun uitzonderlijkheid verliezen als regeringen de uitstoot van broeikasgassen niet terugdringen. Veranderingen in het klimaat zullen als eerst zichtbaar worden door vaker en heftiger optreden van weersextremen zoals hittegolven, overstromingen, cyclonen en stormen.
In combinatie met de meer geleidelijke klimaatverandering hebben weersextremen een negatief effect op onder andere de natuur, de volksgezondheid, de voedselzekerheid en huisvestingsmogelijkheden [2]. Uiteindelijk kan niemand ontkomen aan de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Een deel van de wereldbevolking zal minder zwaar getroffen worden of zich tegen vaak hoge kosten kunnen beschermen, miljoenen anderen zullen geconfronteerd worden met zware ontberingen.
Als de huidige trends zich voortzetten, zal de gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlak volgens het IPCC met 1 tot 3,5 graden Celsius zijn toegenomen in 2100 ten opzichte van 1990 [3]. Door uitdijende oceanen en smeltende ijslagen en gletsjers zal de zeespiegel dan 15 tot 95 centimeter gestegen zijn. De meest recente IPCC-studie voorspelt dat bij een gelijkblijvende trend van uitstoot van broeikasgassen, de zeespiegel in 2080 met veertig centimeter gestegen zal zijn ten opzichte van 1990. De gemiddelde temperatuur zal dan met 3 graden Celsius zijn gestegen. Dit zou een grotere gemiddelde snelheid van opwarming betekenen dan in de afgelopen tienduizend jaar heeft plaatsgevonden.
De IPCC stelt dat “zelfs kleine veranderingen of schommelingen in het klimaat kunnen leiden tot naar verhouding grote veranderingen in de frequentie van extreme weersgebeurtenissen” [5]. Bijzonder verontrustend zijn de aanwijzingen die uit sommige onderzoeken volgen dat El Niño, een belangrijke oorzaak van klimaatverstoringen in de wereld, mogelijk vaker en heftiger zullen voorkomen [6,7,8]. Bovendien is er ook het risico van ‘verrassingen’, plotselinge verschuivingen in het klimaat veroorzaakt door onregelmatigheden in de reactie van het klimaatsysteem.
Op regionaal niveau zullen de ernst en het karakter van de klimaatverandering verschillen. Over het algemeen geven klimaatmodellen aan dat de grootste opwarming bij de polen zal worden waargenomen. De grootste veranderingen in regenval zullen plaatsvinden in de tropen.
De uiteindelijke gevolgen van klimaatverandering zullen ook aanzienlijk verschillen van plaats tot plaats. De verschillen worden niet alleen verklaard door de omvang van de voorspelde veranderingen. Ook de gevoeligheid van lokale systemen en het vermogen van mensen om zich aan te passen aan de verandering is van grote invloed [9,10,11].
Watervoorraden
Er wordt voorspeld dat klimaatverandering grote effecten teweeg zal brengen bij regionale watervoorraden. Sommige gebieden zullen te maken krijgen met droogte en andere met overstromingen of veranderingen in de tijden van natte en droge seizoenen. Grote veranderingen worden voorspeld in de waterafvoer van rivieren waarbij Australië, India, zuidelijk Afrika, de grootste delen van Zuid-Amerika, Europa en het Midden-Oosten met een afname zullen worden geconfronteerd. De waterafvoer door rivieren zal naar verwachting toenemen in Noord-Amerika, Azië (met name midden-Azië) en midden-oost-Afrika. Gebieden met een verminderde rivierafvoer zullen waarschijnlijk ook te maken krijgen met een verslechterde waterkwaliteit door de toename van concentraties verontreinigende stoffen.
De beschikbaarheid van water is het grootste punt van zorg. Op dit moment leven 1,7 miljard mensen, bijna éénderde van de wereldbevolking, in landen die lijden aan watergebrek (dit betekent dat ze meer dan twintig procent van hun jaarlijks vernieuwbare voorraad verbruiken). Zowel de aantallen als de verdeling van mensen die te maken hebben met watergebrek zullen veranderen als het klimaat verandert.
Tussen de 2,3 en 3,2 miljard mensen kunnen te maken krijgen met een verslechtering in hun omstandigheden van meer dan tien procent in 2050, dit neemt toe tot 3 à 3,6 miljard in 2080. Gebieden die waarschijnlijk te maken zullen krijgen met waterschaarste zijn noordelijk Afrika, het Midden-Oosten en het Indiase subcontinent. China en de Verenigde Staten behoren tot de gebieden die mogelijk minder last krijgen van waterschaarste.
De kosten die gemoeid zijn met het verbeteren van systemen voor watermanagement zouden een beperking kunnen vormen voor armere landen waar de toegang tot schoon en veilig water nu al een luxe is. Zelfs rijkere landen zullen het moeilijk vinden om de kosten van verbeteringen te rechtvaardigen of zullen domweg niet de tijd hebben om de aanpassingen te doen die nodig zijn om ernstige gevolgen te voorkomen.
Stijgende zeespiegels
Miljoenen mensen die leven in kustgebieden zullen te maken krijgen met een hogere kans op overstromingen en kustafslag door stijgende zeespiegels.
Op dit moment staan 10 miljoen mensen per jaar bloot aan het risico van overstromingen door stormen. Dit aantal zou in 2080 kunnen zijn toegenomen tot 94 miljoen, waarbij het overgrote deel van deze toename (ongeveer 70 procent) te wijten is aan klimaatverandering.
De meerderheid van de getroffenen (60 procent) zal te vinden zijn langs de kusten van zuidelijk Azië, met name Pakistan, India, Sri Lanka en Bangladesh tot aan Birma. Nog eens 20 procent zal zich in Zuidoost-Azië (Thailand, Vietnam, Indonesië en de Filippijnen) bevinden. Grote aantallen mensen in oost-Afrika (van Zuid-Afrika tot Soedan, inclusief Madagaskar) het Mediterrane gebied (van Turkije tot Algerije) en west Afrika (van Marokko tot Namibië). Meer dan 90 procent van de mensen waarvan het woongebied elk jaar zal overstromen, woont in deze vijf regio’s.
In de ontwikkelde landen zullen de voornaamste kosten van deze overstromingen economische zijn door de hoge concentratie van steden en industriële infrastructuur in kustgebieden. Waarschuwingssytemen en verzekeringen zullen tot op zekere hoogte mensen beschermen, maar individuen zullen mogelijk nog wel te maken krijgen met overstromende huizen. De kosten in ontwikkelde landen zullen net zo waarschijnlijk gemeten worden in levens als in dollars.
Kleine eilandstaten en laagliggende delta’s in ontwikkelingslanden zijn bijzonder kwetsbaar voor zeespiegelstijgingen. Het ontbreken van aanpassingsmaatregelen kan in Bangladesh alleen al tientallen miljoenen mensen tot milieuvluchtelingen maken bij een zeespiegelstijging van één meter (dit is aan de hoge kant van IPCC-schattingen voor 2100).
Hoewel aanpassingen in de meeste gebieden wel mogelijk zijn, maken ze langetermijnplanning noodzakelijk en brengen ze hoge kosten met zich mee. Dit is alleen een realistische optie voor rijke landen, waar de kosten maar een zeer kleine percentage van het Bruto Nationaal Product (BNP) zullen bedragen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Nederland, waar al vloedkeringen zijn. Maar voor andere landen zullen de kosten van deze maatregelen hoge percentages van hun BNP bedragen. Voor kleine eilandstaten zullen deze kosten, bijvoorbeeld 34 procent in de Malediven, een beperkende factor zijn [13].
Voedsel
Voedselzekerheid in de toekomst zal niet alleen afhankelijk zijn van wat er gebeurt met oogsten als gevolg van klimaatverandering, maar ook in hoeverre mensen in staat zijn om zich aan te passen. Nog belangrijker is, of ze de middelen hebben om eventuele lokale verliezen op te vangen.
Over het algemeen wordt verwacht dat de landbouw in geïndustrialiseerde landen zal profiteren van klimaatverandering, terwijl die in ontwikkelingslanden, met uitzondering van China, verlies zal lijden [4]. Verwacht wordt dat in de komende tachtig jaar de opbrengst van gewassen in landen op midden en hoge breedtegraden zoals de Europese Unie, Canada, Japan en China, licht zal toenemen. Maar in hetzelfde tijdsbestek zullen landen op lage breedtegraden zoals in Afrika, het Midden-Oosten en met name India te maken krijgen met een afnemende gewasopbrengst.
Tijdens periodes van droogte of overstromingen zullen sommige landen, met name de meest kwetsbare, geconfronteerd worden met ernstiger omstandigheden dan hierboven beschreven. Dit heeft te maken met het feit dat de modellen die gebruikt worden om de gevolgen voor gewasopbrengsten te berekenen geen rekening houden met het effect van klimaatextremen en de mogelijke verspreiding van plagen en ziektes. Ook gaan deze modellen uit van optimale managementsystemen.
In hoeverre boeren in staat zullen zijn om zich aan te passen, zal van regio tot regio verschillen. Landbouwbedrijven in geïndustrialiseerde landen zoals de Verenigde Staten en Australië zijn meestal erg flexibel hoewelkortetermijn verliezen wel mogelijk zijn tijdens extreme weersituaties. Zelfvoorzienende boeren en herders, die de meerderheid van de bevolking vormen in de sub-Sahara van Afrika, Zuid-, Oost- en Zuidoost-Azië, de tropische gedeeltes van Latijns Amerika en sommige eilandstaten in de Stille Oceaan, zijn bijzonder kwetsbaar. Het lijkt zelfs erg onwaarschijnlijk dat een verhoogde productiviteit elders in de wereld de voedselproblemen van deze landen kan oplossen.
Op dit moment zijn 800 miljoen mensen ondervoed terwijl de wereldvoedselvoorraad toereikend is. De bestaande lokale voedseltekorten zijn dan ook niet veroorzaakt door een wereldvoedseltekort, maar door armoede, slechte infrastructuur en ander sociale, economische en politieke factoren die mensen belemmert in hun vermogen om eventuele tegenvallers op te vangen. In de jaren tachtig van deze eeuw, zal het aantal mensen bedreigd met hongersnood door klimaatverandering met 80 miljoen zijn toegenomen. Met name Afrika zal aan de verliezende kant staan met aanzienlijke reducties in de productie van voedsel en een toegenomen risico op hongersnood voor nog eens 55 tot 70 miljoen mensen.
Gezondheid
Veel van de volksgezondheidverbeteringen van de afgelopen jaren zouden tenietgedaan kunnen worden door klimaatverandering. Sterfte en ziektes als gevolg van de hitte in warme gebieden en een kleiner aantal doden dat verband houdt met kou in koudere gebieden, behoort tot de directe effecten. Ademhalingsproblemen en allergieën zullen mogelijk toenemen door de toename van sommige luchtvervuilende stoffen, stuifmeel en schimmels en ook branden [15]. Extreme weersituaties zullen sterfte, gewonden, psychologische effecten en de verspreiding van ziektes zoals cholera, dat verband houdt met vervuild water, met zich meebrengen.
Klimaatverandering zal ook het voorkomen van zogenaamde vectoriele ziektes, die door insecten, teken en knaagdieren worden overgedragen, beïnvloeden. Vooral de mogelijke overdracht van vectoriele ziektes als malaria, knokkelkoorts, gele koorts, schistosomiasis Lyme en virale encefalitis zal veranderen.
Van deze besmettelijke ziektes, zijn de vooruitzichten voor malaria het meest zorgwekkend. Nu lopen 2,4 miljard mensen het risico malaria te krijgen en sterven er ongeveer een miljoen mensen jaarlijks aan deze ziekte [16]. Hoewel deze cijfers in de toekomst alleen al door groeiende bevolkingsaantallen zullen toenemen, zal klimaatverandering het probleem nog groter maken. In 2080, zullen een extra 290 miljoen mensen het risico lopen de meest gevaarlijke vorm van malaria, falciparum, te krijgen. De grootste toenames worden in China en midden-Azië verwacht. De verwachting is ook dat het besmettingsseizoen in delen van het oosten van de Verenigde Staten, China, Europa and midden-Azië verlengd zou kunnen worden met vijf maanden.
De werkelijke effecten van klimaatverandering op de volksgezondheid in bepaalde regio’s zullen sterk afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van toereikende gezondheidsvoorzieningen. In de rijke landen is het wellicht mogelijk om het lijden tot een minimum te beperken, maar in de armere landen met slechtere voorzieningen worden de risico’s vergroot. De mensen die in afgelegen landelijke gebieden wonen en de armen in de steden zijn het kwetsbaarst.
De gevolgen van klimaatverandering, zullen des te meer zichtbaar zijn op regionaal niveau. Het effect van klimaatverandering zal dramatisch verschillen in delen van de wereld, afhankelijk van de lokale kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid is niet alleen van klimaatverandering afhankelijk, maar ook van de gevoeligheid van de systemen ter plekke en in hoeverre mensen in staat zijn zich aan te passen. Het heeft ook te maken met de bestaande trends en in het bijzonder het feit dat klimaatverandering veel gebieden zal treffen met een achtergrond van aanhoudende armoede en schulden, bevolkingsgroei, landdegradatie en dergelijke.
Een belangrijke IPCC-studie naar de kwetsbaarheid van regio’s laat zien dat de rijkere landen in het algemeen de infrastructuur hebben om problemen aan te kunnen. De armere regio’s zoals Afrika, die het minst aan het probleem hebben bijgedragen, zullen veel meer lijden onder de verandering van het klimaat [17]. Het is ook duidelijk dat binnen specifieke regio’s de stedelijke elite waarschijnlijk beter af zal zijn dan de armen in de steden of de velen die in afgelegen landelijke gebieden wonen.
Afrika
“Afrika is het meest kwetsbaar continent voor de voorspelde effecten van klimaatverandering, omdat wijdverbreide armoede het aanpassingsvermogen beperkt […] wereldwijde actie is nodig om de potentiële gezondheidseffecten te lijf te gaan.” [18]
Veranderingen in het klimaat zouden een bijdrage kunnen leveren aan de spanningen die voortkomen uit verlies aan biodiversiteit, uitputting van grondstoffen en landdegradatie en de problemen met voedselzekerheid en conflicten verder kunnen aanwakkeren. De aanpassingsmogelijkheden van deze regio zijn waarschijnlijk het kleinst door de grote armoede, zwakke organisaties en slechte infrastructuur.
De grootste bedreiging voor de mensen in Afrika zal waarschijnlijk de toename van overstromingen, droogte en stormen zijn. Mensen die in randgebieden wonen, zullen wellicht gedwongen worden om naar de overbelaste stedelijke centra te verhuizen.
Ook de waterschaarste in dit gebied zal toenemen met alle gevolgen van dien voor de volksgezondheid. Als de toenemende droogte gepaard gaat met andere factoren als armoede en conflicten, met name in zuidelijk Afrika, zal de kans op ondervoeding en hongersnood stijgen. De subtropische gebieden zullen wellicht profiteren van verbeterde landbouwproductie op grotere hoogten.
De kuststaten van west en midden-Afrika, zoals Senegal, Gambia, Sierre Leone, Nigeria, Kameroen, Gabon en Angola zullen te maken krijgen met door een stijgende zeespiegel veroorzaakte erosie en het risico van overstroming en extreme stormen dat daarmee gepaard gaat. De oostkust zal met soortgelijke problemen worden geconfronteerd wanneer erosie het beschermende koraal doet afkalven. De productieve landbouwregio’s en stedelijke gebieden van de Nijldelta zullen misschien verloren gaan door overstromingen en erosie.
Een warmer klimaat kan ook nieuwe gebieden kwetsbaar maken voor malaria en het vaker voorkomen van gele- en knokkelkoorts en andere ziektes tot gevolg hebben. Deze veranderingen zullen niet alleen ziekte en sterfte veroorzaken, maar ook verstrekkende economische consequenties hebben.
Het Noordpoolgebied en Antarctica
“ …veel inheemse gemeenschappen zullen geconfronteerd worden met diepgaande veranderingen in hun traditionele levensstijlen” [19]
In deze regio smelt land- en zeeijs als gevolg van klimaatverandering. In het Noordpoolgenied wordt een aanzienlijk verlies van zeeijs verwacht. Het is zelfs mogelijk dat dit ijs helemaal gesmolten is in 2050 [20].
Het zal met name een uitdaging zijn voor de inheemse volkeren in het Noordpoolgebied, die nog levens volgens een traditionele levensstijl, om zich aan te passen aan een veranderd milieu, met andere patronen van drainage en ecologische veranderingen. Mogelijk dat het gebied dat voor landbouw geschikt is zich iets uitbreidt naar het noorden, maar het is ook mogelijk dat de visstand afneemt.
Het met ijs bedekte binnenland van Antarctica zal waarschijnlijk weinig veranderingen ondergaan in de komende honderd jaar en de toenemende temperaturen zullen nauwelijks gevolgen hebben voor mensen, omdat er maar weinig mensen in dit gebied wonen.
Azië (Midden-Oosten en ‘droog’ Azië)
“Gebrek aan water dat nu al een probleem is in veel landen…zal mogelijk worden verergerd door klimaatverandering.” [21]
Deze regio strekt zich uit van het westen van Turkije tot het oosten van Kazakstan en van het zuiden van Jemen tot het noorden van Kazakstan. Watervoorraden, veestapels en graslanden zullen waarschijnlijk het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering.
Klimaatverandering zal in veel landen de al bestaande waterschaarste verergeren en de internationale spanningen over voorraden doen toenemen. De afvoer van sommige rivieren zal mogelijk in eerste instantie toenemen door smeltend ijs, wat tot plotselinge overstromingen zou kunnen leiden. Uiteindelijk zal dit patroon worden teruggedraaid als de gletsjers verdwenen zijn.
Watergebrek en landdegradatie zullen in sommige gebieden mogelijk de voedselzekerheid bedreigen. Er is nog weinig bekend op dit moment over wat de effecten zullen zijn op de landbouwproductie, behalve dat de opbrengst van tarwe in Pakistan en Kazakstan waarschijnlijk zal afnemen.
Veranderingen in zowel de beschikbaarheid van water als voedsel, zouden tot verslechtering van de gezondheid van mensen kunnen leiden en een toename van vectoriele ziektes en stress door hitte. Verschillende aanpassingsstrategieën zijn in dit geval mogelijk, maar de capaciteit van veel landen (vooral die in economische overgang) om deze te implementeren is twijfelachtig.
Azië (niet-tropisch Azië)
“De grootste effecten die voorspeld worden, zijn verschuivingen in de boreale bossen, het verdwijnen van significante hoeveelheden berggletsjers en watertekorten.” [22]
Tot dit gebied van Azië behoren de landen tussen 18e breedtegraad en de Poolcirkel, bijvoorbeeld Japan, Korea, Mongolia, het grootste deel van China en Siberisch Rusland. De watervoorraad zal waarschijnlijk in het hele gebied veranderen. Voor de rest is er weinig bekend over de mogelijke effecten van klimaatverandering, door grote onzekerheden over de moesson en El Niño. Landbouw zou zowel positief als negatief beïnvloed kunnen worden, hoewel verwacht wordt dat gewasopbrengsten in noordelijk Siberië zullen toenemen en in het zuidwesten afnemen.
Een stijgende zeespiegel zou bestaande problemen in onderlopende deltagebieden verergeren en ook een infiltratie van zoutwater zou een groter probleem worden. Een zeespiegelstijging van een meter zou bepaalde belangrijke kustgebieden bedreigen. Bijvoorbeeld het Japanse kustgebied, waar de helft van de industriële productie van dat land wordt gerealiseerd en de steden Tokio Osaka en Nagoya liggen.
In 2050 wordt voorspeld dat hitte-stress, sterfte en ziektes meer dan verdubbeld zullen zijn en vectoriele ziektes zouden kunnen toenemen. Een toename van niet-vectoriele ziektes zoals cholera en salmonella behoort ook tot de mogelijkheden. Het aanpassingsvermogen verschilt behoorlijk in dit gebied. Landen zoals Noord-Korea zijn het meest kwetsbaar.
Azië (tropisch Azië)
“De bevolking op het platteland die afhankelijk is van traditionele landbouwsystemen en lage inkomens heeft is bijzonder kwetsbaar.” [23]
Tot deze regio behoren Zuid- en Zuidoost-Azië. Verwacht wordt dat hogere temperaturen en veranderingen in de hoeveelheid regen zullen leiden tot het smelten van gletsjers in de Himalaya. Daardoor neemt op korte termijn de kans op overstromingen toe. Een verminderde waterafvoer door rivieren zou bestaande problemen van waterschaarste in het droge seizoen kunnen verergeren.
De opbrengst van gewassen zou significant kunnen veranderen met mogelijke verminderde opbrengsten van rijst, tarwe en gierst.
De kustgebieden die bedreigd worden door een stijgende zeespiegel zijn: de deltagebieden van Bangladesh, Birma, Vietnam, Thailand, de laagliggende gebieden van Indonesië, de Filippijnen en Maleisië. De sociaal-economische gevolgen zullen bijzonder ingrijpend zijn in de grote steden, toeristengebieden en landbouw- en visserijgebieden.
Verwacht wordt dat het voorkomen van vectoriele ziektes zoals malaria en denguekoorts zal toenemen. Dit geldt ook voor ziektes die door water worden verspreid of die met water te maken hebben.
Australië
“Veranderingen in de voedselproductie elders…zouden grote economische gevolgen kunnen hebben voor de regio.” [24]
Tot deze regio behoren Australië, Nieuw-Zeeland en de eilanden daaromheen. Een groot deel van deze regio kampt met watertekorten. Een afname in de beschikbare hoeveelheid water in Australië zou naar alle waarschijnlijkheid leiden tot competitie tussen de verschillende gebruikers. Laaggelegen eilanden zijn ook kwetsbaar voor slinkende zoetwatervoorraden. Een toename in de frequentie van zware regenbuien zal waarschijnlijk wat helpen, maar zou ook overstromingen, aardverschuivingen en erosie kunnen doen toenemen.
De vooruitzichten voor de landbouw zijn verschillend. Op de korte termijn lijkt het erop dat de omstandigheden in Nieuw-Zeeland en Australië zullen verbeteren. Maar deze winst zal mogelijk worden tenietgedaan door een toename in branden en insectenplagen.
Delen van de kustgebieden en de stedelijke gebieden aan de kust maken kans op overstroming en erosie door een stijgende zeespiegel. De inheemse kust- en eilandgemeenschappen in de Straat van Torres en het Nieuw-Zeelandse eilandgebied zijn bijzonder kwetsbaar.
Economisch gezien is Australië bijzonder kwetsbaar voor schommelingen in de wereldvoedselprijzen en het verloren gaan van tropische koraalriffen (inclusief het Great Barrier Reef) zou gevolgen hebben voor het toerisme. Financiële verliezen zijn ook in de bosbouwsector mogelijk als gevolg van brand of weersextremen.
Significante gezondheidseffecten zouden veroorzaakt kunnen worden door meer hitte-stress, knokkelkoorts en ziektes die verband houden met water of riolering. Aanpassingen zijn in grote delen van de regio mogelijk, maar niet zonder kosten.
Europa
“Hoewel op veel plaatsen in Europa het aanpassingsvermogen van besturingssystemen relatief goed is, moeten nog steeds significante effecten van klimaatverandering worden verwacht.”[25]
Tot de Europese regio behoren het landgebied ten westen van het Oeralgebergte en delen van de Kaspische zee. De grootste effecten in Europa zullen naar verwachting te maken hebben met landbouw en andere activiteiten die van water afhankelijk zijn. Een zeespiegelstijging van 20 cm voor 2100 lijkt nu al niet meer te vermijden [26].
De vooruitzichten voor de landbouw zijn verschillend, met mogelijke toenames voor wintergewassen in veel gebieden, maar afnames bij zomergewassen in West- en Zuid-Europa. Landen met lage inkomens, zoals Kroatië en Turkije zijn bijzonder kwetsbaar [27].
De bevolking in de stroomgebieden van West-Europa zou te maken kunnen krijgen met een verhoogd overstromingsrisico, terwijl in Zuid-Europa watertekorten zouden kunnen toenemen. Verminderde rivierafvoer zou ook een extra bijdrage kunnen leveren aan de vervuiling van rivieren. De voortschrijdende verdwijning van Alpengletsjers zou ook gevolgen kunnen hebben voor de watervoorraden, beroepsvaart en waterkracht terwijl een afname in het sneeuwseizoen in onder meer de Alpen negatief zou zijn voor de ski-industrie.
De verstedelijking van veel kustgebieden beperkt de mogelijkheden om beschermingsmaatregelen te nemen tegen een stijgende zeespiegel. De Nederlandse, Duitse, Oekraïense en Russische kusten lopen de grootste risico’s samen met sommige riviermondingen in het Middellandsezeegebied en de Baltische kustgebieden. Bestaande zoutwaterinfiltratieproblemen in Nederland en elders zouden ook kunnen worden verergerd door zeespiegelstijging.
Verwacht wordt dat de aan hitte gerelateerde sterfte zal toenemen bij stijgende temperaturen evenals het voorkomen van vectoriele ziektes. Virale encefalitis komt al in delen van West-Europa en Scandinavië voor en Leishmaniasis zou zich kunnen uitbreiden van het landelijke Mediterrane naar het oosten. Ook het voorkomen van de ziekte van Lyme is temperatuurgevoelig. [28]
Latijns Amerika
“Een toenemende verslechtering van het milieu […] zou sociaal-economische en gezondheidsproblemen versterken, de migratie van de bevolking uit kustgebieden en het plattenland bevorderen en nationale en internationale conflicten intensiveren.”[30]
Alle landen op het continent van Mexico tot Chili en Argentinië en hun aangrenzende zeeën behoren tot dit gebied. Veranderingen in de watervoorraad zouden de waterkrachtwinning kunnen beïnvloeden en de productie van graan en vee met name in Costa Rica, Panama en de Andes, Piedmont plus delen van Chili en West-Argentinië. Dergelijke effecten zouden tot conflicten kunnen leiden tussen gebruikers, regio’s en landen in deze regio.
Het verlies van land aan de kust en zoutwaterinfiltratie als gevolg van zeespiegelstijging zou in laaggelegen kustgebieden en riviermondingen in Midden-Amerika, Venezuela, Argentinië en Uruguay, kunnen optreden.
De verwachte dalingen in gewasopbrengsten voor een aantal belangrijke gewassen in Mexico en landen in Midden-Amerika, Brazilië, Chili, Argentinië en Uruguay, zullen de al ernstige problemen van ondervoeding bij sommige Latijns-Amerikanen verergeren. Extreme weersgebeurtenissen zoals overstromingen, droogte, vrieskou en stormen zullen waarschijnlijk de landbouwproductie schaden, ook de kostbare exportproducten zoals de bananen in Midden-Amerika. De bron van inkomsten van inheemse gemeenschappen zal worden bedreigd als de productiviteit van traditionele gewassen wordt aangetast.
De groepen mensen die in de sloppenwijken rondom grote steden wonen zijn bijzonder kwetsbaar, vooral als deze wijken gevestigd zijn in gebieden die gevoelig zijn voor overstroming of op een heuvel liggen. Er wordt ook voorspeld dat vectoriele ziektes naar het zuiden en naar grotere hoogtes zullen verspreiden, wat een verergering van bestaande chronische problemen van ondervoeding en ziekte onder sommige delen van de bevolking zal betekenen.
Aanpassingen doen wordt moeilijk gemaakt door bestaande sociale en economische problemen zoals oneerlijke landverdeling.
Noord-Amerika
“Noord-Amerika is redelijk tot sterk gevoelig voor klimaatverandering en het potentieel voor aanzienlijke effecten behoort tot het scala van geschatte effecten.”[30]
Tot deze regio behoren Canada en de Verenigde Staten ten zuiden van de Poolcirkel. Zware regenval en heftige overstromingen afgewisseld met langdurige droge periodes en/of droogte worden voorspeld. Watervoorraden zullen beïnvloed worden door de verwachte toenames van de afvoer tijdens de winter en lente en de tekorten in de zomer. Met name de Great Plains en de prairiegebieden zijn kwetsbaar. Een daling in de waterafvoer van rivieren zou ook een verslechtering van de waterkwaliteit kunnen veroorzaken.
Hoewel verwacht wordt dat op continentale schaal de kwetsbaarheid van gewasopbrengsten laag zal zijn, zullen verliezen optreden op lokale en regionale niveaus. Klimaatverandering zal mogelijk positieve effecten hebben op sommige gewassen van het warme seizoen maar gewasopbrengsten zouden in het oosten, zuidoosten en in maïsgebieden kunnen dalen. Ook worden meer en grotere bosbranden voorspeld.
Een zeespiegelstijging van 50 cm als gevolg van klimaatverandering zou 8.500 tot 19.000 km2 droog land onder water kunnen zetten, waarbij sterk ontwikkelde stranden aan riviermondingen het sterkst getroffen zullen worden. De risico’s voor gezondheid en bezittingen zouden kunnen toenemen als gevolg een toenemende blootstelling aan brand, landverschuivingen en extreme weersgebeurtenissen. Op vergelijkbare wijze, zullen de aantallen getroffen door hitte-stress veranderen, net als waarschijnlijk het voorkomen van virale encefalitis [31].
Kleine eilandstaten
“De kleine eilandstaten zijn extreem kwetsbaar voor veranderingen in het wereldklimaat en zeespiegelstijgingen. In sommige gevallen zullen migratie en relocatie… moeten worden overwogen.”[32]
Laaggelegen eilandstaten en atollen in het Caribische gebied, de Indiase Oceaan, de Stille Oceaan en de Middelandsezee zijn bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van een zeespiegelstijging. De Bahamas, de Malediven, Kiribati, de Marshall Eilanden, Malta en Cyprus horen hier ook toe. Deze kleine eilandstaten zouden behoorlijke landoppervlakken kunnen verliezen bij zeespiegelstijgingen van 50 centimeter tot 1 meter. Veel eilanden die ook hogere gebieden hebben, zullen nog ernstiger worden getroffen, doordat hun nederzettingen en infrastructuur geconcentreerd zijn in de lage kustgebieden.
Door klimaatverandering en stijgende zeespiegels kunnen deze landen te maken krijgen met zoetwatertekorten als gevolg van zoutwaterinfiltratie en veranderende regenpatronen. Gezondheidsproblemen zoals hitte-stress, cholera, denguekoorts en malaria zouden de al overbelaste gezondheidsvoorzieningen van veel kleine eilandstaten nog verder belasten. De optelling van al deze effecten en het verlies van land zal ook het inkomen uit toerisme, een belangrijke bron van inkomsten voor veel eilanden, doen afnemen.
De naar verhouding hoge kosten van kustverdediging op deze eilanden betekent dat uiteindelijk de enige optie voor veel mensen zal zijn om hun thuisland als vluchteling te verlaten.
Het bovenstaande laat zien dat bijna niemand zal ontkomen aan de gevolgen van klimaatverandering. Het doen van aanpassingen, als het al mogelijk is, kost waarschijnlijk veel geld. Met dit in het achterhoofd en het feit dat het moeilijk is om te plannen in onzekere tijden, is de beste verzekering het afwenden van de klimaatverandering. Maatregelen die nu genomen worden om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren, zullen de mate en het tijdstip van klimaatverandering en de gevolgen daarvan in de toekomst beïnvloeden.
De uiteindelijke doelstelling van het VN Raamverdrag Klimaatverandering vereist stabilisatie van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer “om gevaarlijke menselijk ingrepen in het klimaatsysteem te voorkomen.” Dat moet plaatsvinden “in een kort genoeg tijdsbestek […] die verzekert dat de voedselproductie niet bedreigd wordt en die economische ontwikkeling op een duurzame manier mogelijk maakt.” Het bovenstaande laat zien dat huidige emissiepatronen een vernietigend effect zouden hebben op het leven en inkomen van miljoenen mensen over de wereld en dat niets doen geen optie is.
Wat is er dan nodig om klimaatverandering op een acceptabele niveau te
houden?
Klimaatverandering in de toekomst binnen de perken houden, vereist een stabilisatie van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. In een recente studie werd gekeken naar de gevolgen van stabilisatie van concentraties koolstofdioxide op 750 of 550 ppm (parts per million) [33]. Maatregelen die dit bewerkstelligen, zouden klimaatverandering 50 tot 100 jaar kunnen uitstellen. In beide gevallen zou er dus meer tijd zijn om aanpassingen te doen.
Hoe dan ook, de gevolgen onder beide scenario’s zijn ernstig. Het 750 ppm scenario brengt nog wel significant verlies van tropisch bos in Latijns Amerika met zich mee en een toename van de waterschaarste in sommige landen van Europa en het Middenoosten. Stabilisatie op 550 ppm zou deze effecten vermijden. De schrijvers van het rapport lichten dit als volgt toe, “stabilisatie van kooldioxide op 550 ppm zal niet alleen de sterkte van veranderingen en effecten in de komende eeuw terugdringen, het zal mogelijk ook sommige meer ernstige effecten in bepaalde gebieden voorkomen.”
Vergeleken met een
scenario zonder maatregelen, zou het 550 ppm stabilisatiescenario:
• een toename van de temperatuur op aarde met 2˚ C uitstellen van 2050 tot 2100;
• een zeespiegelstijging van 40 cm in 2080 met 25 jaar verschuiven;
• het aantal mensen dat te maken zal krijgen met waterschaarste in 2080 met tweederde terugbrengen, vooral in Pakistan en Soedan, tot 1 miljard;
• het aantal regio’s dat te maken zou krijgen met verlaagde graanopbrengsten reduceren, Afrika en India zullen nog steeds zwaar getroffen zijn, maar delen van Latijns Amerika zouden profiteren;
• het aantal mensen dat in 2080 bedreigd wordt door overstromingen met 80 procent terugbrengen tot 19 miljoen;
• het aantal mensen dat het risico lopen met malaria besmet te raken in 2080 met 40 procent terugbrengen tot 175 miljoen.
Hoewel dit een beeld geeft van de verbeterde toekomstverwachtingen die door stabilisatie van koolstofdioxide op 550 ppm kunnen worden bereikt, zal het leven van miljoenen mensen nog overhoop worden gehaald. Sterker nog: de risico’s zijn nog groter dan hier gesuggereerd, omdat de voorspellingen gebaseerd zijn op ‘beste’ schattingen voor toekomstige klimaatveranderingen en geen rekening houden met potentiële verrassingen. Als we het voorzorgprincipe zouden willen aanhouden, zou een stabilisatie dichter bij 450 ppm nodig zijn. [34]
Wat is nodig om de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een acceptabel niveau? Volgens het IPCC, vereist stabilisatie alleen al wereldwijde reducties van 60 tot 70 procent [35]. Het precieze tijdpad zou afhankelijk zijn van de gekozen strategie, maar stabilisatie op 450 of 550 ppm zou reducties van deze orde al in 2050 vereisen [36,37]. De huidige internationale verplichtingen halen dit nog lang niet en totdat ze worden verscherpt, staan miljoenen mensen in de wereld bloot aan deze risico’s.
Geraadpleegde bronnen
[1]Watson, R. (1999), Speech to the Fifth
Conference of the Parties of the UNFCCC.
[2]IPCC (1996) Climate Change 1995 - The
Science of Climate Change. Contribution of Working Group 1 to the Second
Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Editors
J.J. Houghton, L.G. Meiro Filho, B.A. Callander, N. Harris, A. Kattenberg and
K.Maskell. Cambridge University Press: Cambridge.
[3]IPCC
(1996). Op cit.
[4]Met Office and DETR (1999) Op cit.
[5]IPCC
(1996). Op cit., page 44.
[6]Karas,
J.H.W. (1997) Troubled Waters. El Niño and Climate Change.
Amsterdam: Greenpeace International.
[7]Knutson, T.R., Manabe, S. and Gu, D. (1997)
Simulated ENSO in global coupled ocean-atmosphere models. Multidecadal
amplitude modulation and CO2 sensitivity. J. Climate, 10 (1), 138-161.
[8]Wilson, S., Pittock, A.B. and Suppiah, R.
(1997) Modeling the El Niño-Southern Oscillation (ENSO). In: Proceedings of
Climate Change and Water Resources: Asia-Pacific 97 Conference. Adelaide, 16-19
November 1997, IWSA-ASPAC.
[9]IPCC (1998) The Regional Impacts of Climate
Change. Cambridge: Cambridge University Press.
[10]Met. Office and DETR (1998). Climate Change
and its Impacts. Bracknell: The Met Office.
[11]Met Office and DETR (1999) Climate Change
and its Impacts. Stabilization of CO2 in the atmosphere. The Met. Office: Bracknell.
[12]Stuart R. Griffin (1997) High Water Blues:
Impacts of Sea Level Rise on Selected Coasts and Islands. Environmental Defense
Fund, USA.
[13]IPCC (1996). Climate Change 1995 -
Contribution of Working Group II to the Second Assessment Report of the
Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge: Cambridge University
Press.
[14]Parry, M., Rosenzweig, C., Iglesias, A.,
Fischer, G. and Livermore, M. (1999).
Climate change and world food security: a new assessment. Global Environmental
Change 9, S51-S67.
[15]Harvard Medical School (1999). Extreme
Weather Events: The Health and Economic Consequences of the 1997/98 el Niño and
La Niña, edited by Paul Epstein. Database available at
http://chge2.med.harvard.edu/enso/disease.html
[16]WHO (1997) in Martens, P. et al (1999).
Climate change and future populations at risk of malaria. Global Environmental
Change 9, S89 - S107. Op cit.
[17]IPCC
(1998) Op cit.
[18]IPCC
(1998) Op cit., pp 8-9.
[19]IPCC (1998). Op. cit., page 10.
[20]New York Times (2000) ‘Research predicts
summer doom for northern icecap’, July 11, available at:
http://www10.nytimes.com/library/national/science/
[21]IPCC (1998) Op cit., page 10.
[22]IPCC (1998) Op cit., page17.
[23]IPCC (1998) Op cit., page 17-18.
[24]IPCC (1998) Op cit., page 11.
[25]IPCC (1998) Op cit., page14.
[26]KNMI
(1999) De toestand van het klimaat in Nederland.
[27]Karas, J.H.W. (1997) Climate Change and the
Mediterranean Region. Amsterdam: Greenpeace International.
[28]Haines, A. (1998) Focus on Global Change
and Human Health. The Globe, 42, p 1-2.
[29]IPCC (1998) Op cit, page 13.
[30]IPCC (1998) Op cit, page15.
[31]Haines, A (1998) Op cit.
[32]IPCC (1998) Op cit, page16.
[33] Met Office and DETR (1999) Climate Change
and its Impacts. Stabilization of CO2 in the atmosphere. The Met. Office: Bracknell.
[34]Karas, J.H.W. (1991) Back from the Brink:
Greenhouse Gas Emissions Reductions for a Sustainable World. Friends of the
Earth: London.
[35]The Met Office (1999) Op cit.
[36]IPCC (1997) Stabilization of Atmospheric
Greenhouse Gases: Physical, Biological and Socio-Economic Implications.
WMO/UNEP: Geneva.
[37]Karas,
J.H.W. (1991) Op cit.
Zeespiegelstijging (cm) boven niveau in 1990
100
70 miljoen mensen en 70 landen vaker dan eens in de 100 jaar overstroomd ten gevolge van een storm, 85 procent van de Malediven onder water
90
65 procent overstroming van de
Marshall Eilanden en Kiribati
80
6 procent overstroming van Belize, Senegal verliest 2 procent van haar land
70
1400 km2 Japanse land onder vloedniveau.
60
3 miljoen mensen kwetsbaar
10 procent landverlies voor Bangladesh en 3 procent voor Nederland
50
erosie van meeste stranden in Alexandrië, Egypte
40
20 tot 40 procent van wetlands in VS weggeërodeerd of overstroomd
30
18 miljoen extra mensen krijgen te maken met jaarlijkse stormen gepaard met hoge golven.
Hoofdstuk 4
“De beste voorspellingen [over klimaatverandering] die op dit moment beschikbaar zijn wijzen op mogelijk zware economische en sociale ontwrichting voor de huidige en toekomstige generaties, waardoor de internationale betrekkingen zullen verslechteren en het risico van conflicten tussen en binnen naties zal toenemen.” [1]
Verklaring van regeringen uit de hele wereld tijdens de Internationale Conferentie over de Veranderende Atmosfeer; gevolgen voor wereldwijde veiligheid, in
juni 1998 in Toronto, Canada.
Het vorige hoofdstuk heeft laten zien, dat hoewel de gevolgen voor sommigen veel erger zullen zijn dan voor anderen, niemand gespaard zal blijven voor de effecten van klimaatverandering. Helaas zijn vooral de rijke landen, de belangrijkste veroorzakers van het broeikaseffect, er nog niet in geslaagd de klimaatverandering effectief aan te pakken. De afspraken in het VN-klimaatverdrag in 1992 leken een grote stap vooruit in de poging de klimaatverandering te keren. Ook het Kyoto-protocol uit 1997 was belangrijk omdat voor het eerst concrete reductiepercentages aan de geïndustrialiseerde landen werden opgelegd. Op dit moment lijkt echter de politieke wil die nodig is om de uitstoot van broeikasgassen daadwerkelijk aan te pakken niet meer aanwezig.
Tijdens de komende klimaattop in Den Haag in november 2000 moeten gedetailleerde afspraken worden gemaakt over de reductiemaatregelen die landen mogen gebruiken om de doelstellingen uit het Kyoto-protocol te halen. Het is daarmee een sleutelconferentie geworden. Als in Den Haag geen echte maatregelen worden afgesproken, blijft het Kyoto-protocol een lege huls. Maar tot nu toe worden de discussies over verdere uitwerking van het Kyoto-protocol gekenmerkt door pogingen van de meest vervuilende landen om onder hun afspraken uit te komen.
De geïndustrialiseerde landen zijn, nu en in het verleden, overduidelijk de hoofdverantwoordelijken voor de uitstoot van broeikasgassen. De ontwikkelde landen produceren ruim 62 keer meer CO2 per hoofd van de bevolking dan de minst ontwikkelde landen [2]. De drie grootste vervuilers, de VS, Australië en Canada, stoten respectievelijk 5,99, 5,14 en 4,67 ton CO2 (tC) per inwoner uit. Ter vergelijking: India, Bangladesh en Ethiopië komen op respectievelijk 0,31, 0,05 en 0,03 tC per inwoner [3]. Het VN-klimaatverdrag erkent deze situatie en het feit dat armoedebestrijding de grootste prioriteit van ontwikkelingslanden is. Het verdrag verplicht daarom de geïndustrialiseerde wereld om als eerste hun uitstoot terug te dringen.
Desondanks worden er betreurenswaardig weinig reductiemaatregelen genomen door de grootste vervuilers. OECD landen hebben in 1996 hun emissies laten groeien met 4 procent in vergelijking met het basisjaar 1990 [4]. Als hun regeringen niet zeer snel met concrete maatregelen komen, halen veel EU-landen hun Kyoto-verplichtingen absoluut niet. Alleen het Verenigd Koninkrijk en Duitsland komen waarschijnlijk in de buurt van het gestelde doel [5].
Nederland moet de uitstoot van zes broeikasgassen (4) in de periode van 2008 tot 2012 met 6 procent verminderen ten opzichten van 1990. Daarvoor heeft zij de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel 1 en 2 opgesteld. Daarin ontwijkt de Nederlandse regering de kern van de oplossing; concrete binnenlandse reductie van de uitstoot van het belangrijkste broeikasgas CO2.
Noten
(4)
De zes broeikasgassen zijn: C02, CH4, N2O, HFK, PFK en SF6.
Ten eerste kiest Nederland ervoor om de helft van de opgelegde reductiedoelstelling te realiseren in het buitenland. Het gevolg is dat in Nederland de emissie tussen 2008 tot 2012 met 12 Mton CO2-eq (5) ten opzichten 1990 zal stijgen. Dat is een toename van 5,5 procent [6]. Dit feit alleen maakt het Nederlandse beleid ongeloofwaardig. De Kyoto-doelstelling voor Nederland, 6 procent minder broeikasgassen, is immers slechts een eerste stap. Om de klimaatverandering tot staan te brengen zijn reducties nodig van 80 à 90 procent van de uitstoot van broeikasgassen in de geïndustrialiseerde wereld in 2050. De uitstoot van broeikasgassen aanpakken door investering in het buitenland lijkt in het licht van de afspraken van Kyoto verstandig, maar is uiteindelijk alleen maar uitstel van echte maatregelen. De Nederlandse regering zal fors moeten ingrijpen. Om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan het gevecht tegen de verandering van ons klimaat moet worden overgeschakeld op duurzame energiebronnen en moet het energieverbruik in Nederland moeten omlaag.
Daarnaast frustreert een dergelijk beleid de participatie van ontwikkelingslanden, waarvan in de toekomst ook een bijdrage in de reductie van broeikasgassen wordt verwacht. Onderhandelingen over het vervolg op het Kyoto-protocol zullen vastlopen als welvarende landen zoals Nederland er voor kiezen om hun binnenlandse emissie te laten stijgen.
Ten tweede legt de Nederlandse regering bij haar binnenlandse reductie te veel nadruk op andere broeikasgassen dan CO2. In volume en qua invloed op het klimaat is CO2 het belangrijkste broeikasgas dat Nederland uitstoot. Voor een serieuze aanpak zal in die uitstoot fors gesneden moeten worden, zelfs als de emissie van andere broeikasgassen tot nul is teruggebracht. Echte CO2-reductie kan alleen door een radicale omschakeling naar duurzame, schone energiebronnen. Dat kost veel tijd. Nederland moet daarom nu maatregelen nemen om de omschakeling naar duurzame energie te kunnen maken. Door op korte termijn vooral in te zetten op de reductie van andere broeikasgassen zal dat het klimaatbeleid op langere termijn stagneren.
Ten derde zijn de voorgestelde maatregelen van de Nederlandse regering zacht en onzeker. Voor de buitenlandse reductie is men namelijk afhankelijk van de capaciteit in de andere landen om projecten te ontwikkelen, uit te voeren en te bewaken. Ook de robuustheid van de binnenlandse maatregelen is twijfelachtig. Voor een aanzienlijk deel van de voorgenomen reductie zijn instrumenten nodig waarover nog niet is besloten. Ook worden instrumenten ingezet waarvan de effectiviteit onzeker is, zijn er maatregelen die niet snel genoeg ingevoerd kunnen worden als dat nodig blijkt en zijn de beoogde reductie-effecten niet op korte termijn te verwachten [7,8,9].
Ten vierde is onvoldoende rekening gehouden met het ervaringsfeit dat beleid nooit volledig gerealiseerd wordt. Voorbeeld hiervan is de sterk aanhoudende groei van de Nederlandse economie, waardoor de huidige uitstoot van vooral CO2 veel hoger ligt dan werd verwacht.
De weinig daadkrachtige opstelling van de Nederlandse regering is helaas niet uniek in de wereld. Zo heeft Australië de verplichting op zich genomen om in 2010 maximaal 8 procent meer broeikasgas uit te stoten dan in 1990. In 1998 waren de emissies al met 16,9 procent gegroeid [11]. De Australische milieuminister verdedigde deze discrepantie door te wijzen op de sterke economische groei in Australië. Met deze keuze voor economische groei op korte termijn, negeert de Australische regering de toekomstige economische kosten van klimaatverandering, zoals verlies aan landbouwareaal door droogte en overstromingen die voor down under voorspeld zijn.
Noten
(5) CO2 equivalenten (eq) maken het
mogelijk om emissie van CO2 en de overige broeikasgassen te vergelijken. Er wordt namelijk
rekening gehouden met de verschillen in opwarmend effect van elk gas.
Mark Hambley, klimaatonderhandelaar namens de VS, beweerde in juni van dit jaar dat zijn land de klimaatverandering serieus neemt; “de VS is vastberaden om te komen tot een rechtvaardige wereldwijde oplossing’’. Tegelijkertijd claimt de VS het recht om het Kyoto-protocol pas te ratificeren als de participatie van ontwikkelingslanden betekenisvol is en het recht om de huidige onduidelijkheden in het protocol te benutten met het doel om binnenlandse reductiemaatregelen te vermijden [12]. Volgens een Amerikaans congreslid is het Kyoto-protocol “... duidelijk onrechtvaardig, omdat het ontwikkelingslanden vrijwaart van bindende verplichtingen om hun uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Als gevolg hiervan zullen landen zoals China, India, Mexico en Brazilië een vrijbriefje krijgen terwijl de Verenigde Staten worstelen om te voldoen aan de strenge verplichtingen van het Kyoto-protocol” [13]. Bovenstaande uitspraken gaan geheel voorbij aan het feit dat de VS de voornaamste veroorzaker is van het probleem. De VS is het land met de hoogste uitstoot van broeikasgassen per persoon.
Rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid zijn de kern van het VN-klimaatverdrag dat zegt, “De partijen moeten het klimaatsysteem beschermen zodat de huidige en toekomstige generaties ervan kunnen profiteren op basis van rechtvaardigheid en inachtneming van hun gemeenschappelijke, maar verschillende verantwoordelijkheden en capaciteiten.”
Milieudefensie vindt dat het principe van rechtvaardigheid richtinggevend moet zijn bij het vaststellen van nationale reductieverplichtingen. Milieudefensie pleit in het bijzonder voor doelstellingen die gebaseerd zijn op het principe van gelijke emissierechten per persoon. Iedere wereldburger heeft het recht op een gelijk aandeel in de toegestane mondiale vervuiling.
De Kyoto-doelstellingen en afspraken zijn niet rechtvaardig. Een eerlijke verdeling houdt in dat de geïndustrialiseerde landen een reductie van 80 tot 90 procent moeten realiseren [14]. Volgens de huidige gegevens over wat gevaarlijke klimaatverandering is, moeten deze reducties voor 2050 gerealiseerd worden. Dergelijke reducties houden rekening met de bijzondere verantwoordelijkheid van de geïndustrialiseerde landen om hun emissies terug te dringen en geven de ontwikkelingslanden de ruimte die ze nodig hebben om te groeien.
Geïndustrialiseerde landen investeren overheidsgeld in nationale en internationale projecten die intensief gebruik maken van fossiele brandstof. Deze investeringen ondergraven de doelstellingen van het Kyoto-protocol, door het bevorderen van de CO2-emissie. Donoren kiezen onvoldoende voor een duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden; dat wil zeggen boorprojecten die gekoppeld zijn aan zonne- en windenergie en biomassa. Ontwikkelingslanden krijgen een financiële stimulans om “te blijven teren op fossiele brandstoffen”, waardoor hun overgang naar duurzame energie wordt vertraagd [15].
Enkele cijfers:
• Tussen 1994 en 1999 besteed de Verenigde Staten 216 miljard dollar aan projecten die resulteerden in een intensivering van het fossiele brandstofgebruik in ontwikkelingslanden [16].
• De OECD-landen verstrekken gezamenlijk 100 miljard aan algemene milieuschadelijke subsidies (6). Herziening van deze subsidies zou de uitstoot met ongeveer 400 tot 500 Mton CO2 verminderen, wat overeenkomt met het dubbele van de totale Nederlandse uitstoot [17].
• In Nederland wordt de totale omvang van klimaatschadelijke subsidies geschat op rond de 22 tot 25 miljard. De extra uitstoot van CO2 door deze subsidies wordt geschat op 7 tot 18 Mton CO2, 4 tot 11 procent van de Nederlandse emissie in 1990 [18].
Een deel van het belastinggeld van Amerikaanse en Europese burgers wordt zo gebruikt dat er schade wordt toegebracht aan het klimaat. Aan dezelfde burgers wordt tegelijkertijd gevraagd om belasting te betalen voor het nemen van maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan.
Noten
(6)
Milieuschadelijk subsidies zijn geldstromen van de overheid die de
milieuvervuiling bevorderen.
Investeren in duurzame ontwikkeling om de gevolgen van klimaatverandering te minimaliseren is de oplossing. Weinig landen zullen zichzelf met deze benadering benadelen. Veel van de maatregelen die nodig zijn om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren liggen in de lijn van wat nodig is voor duurzame ontwikkeling. Bijvoorbeeld het efficiënter omgaan met energie en goed openbaar vervoer.
Om de gevolgen van klimaatverandering binnen aanvaardbare grenzen te houden en ontwikkelingslanden de ruimte te geven zich te ontwikkelen, moeten de geïndustrialiseerde landen de uitstoot van broeikasgassen verlagen met 80 tot 90 procent in 2050.
Daarom eist Milieudefensie van regeringen dat de resultaten van de zesde internationale klimaatconferentie in Den Haag verzekeren dat:
1. geïndustrialiseerde landen 80 procent van hun Kyoto-verplichtingen realiseren door binnenlandse reductiemaatregelen;
2. reductiemaatregelen duurzaam en bestendig zijn door het gebruik van duurzame energie en door energiebesparing;
3. reductiedoelstellingen gebaseerd zijn op het principe dat iedere wereldburger het recht heeft op een gelijk aandeel in de ecologische verantwoorde uitstoot van broeikasgassen.
In het Nederlandse klimaatbeleid is er altijd een groot verschil geweest tussen de gestelde doelstellingen en de behaalde resultaten. De doelstelling van het eerste Nationaal Milieubeleidsplan van 1989 was stabilisatie van de CO2-emissie in 2000 op het niveau van 1990, conform de doelstelling van het VN-klimaatverdrag. In het NMP+ van 1990 werd een krachtigere doelstelling geformuleerd: -3 tot -5 procent CO2 in 2000 ten opzichten van 1990. De Nederlandse doelstelling die volgt uit het Kyoto-protocol is een broeikasgasreductie van 6 procent in de periode van 2008-2012 ten opzichten van 1990. Van al deze reductiedoelstellingen is tot op heden niets terechtgekomen. In 1998 nam de emissie van CO2 in Nederland toe met 11 procent. Voor de komende jaren wordt een verdere toename tot 15 procent in 2003 voorspeld. De emissie van alle broeikasgassen zal in 2003 gestabiliseerd zijn op 8 procent boven 1990 (volgens het behoedzame economische scenario)[10].
Geraadpleegde bronnen
[1]Henderson-Sellers, A. and Blong, R., (1989),
The Greenhouse Effect, Living in a Warmer Australia, Kensington: NSW University
Press.
[2]International Federation of Red Cross and
Red Crescent Societies (2000) World Disasters report, June 2000.
[3]http:www.gci.org.uk/model/ccov55.exe
[4]OECD (1999) National Climate Policies and
the Kyoto Protocol.
[5]Pew Centre (2000)Global Climate Change,
2000. The European Union and global
climate change; a review of five national programmes, June 2000.
[6]VROM
(1999) Uitvoeringsnota Klimaatbeleid, Den Haag: Sdu Uitgevers.
[7]ECN/RIVM
(1999) De Uitvoeringsnota Klimaatbeleid doorgelicht, Bilthoven.
[8]CPB
(1999), Effecten van de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid, Den Haag.
[9]SER
(1999) Uitvoeringsnota klimaatbeleid, deel1, Den Haag.
[10]RIVM
(1999), Samenvatting Milieubalans 1999; Het Nederlandse milieu verklaard,
Bilthoven.
[11]Australian Associated Press (2000)
Greenhouse gas emissions up, Valkerie Mangnall, AAP July 13, 2000.
[12]Planet
Ark (Reuters) (2000). ‘US says doing all it can to fight global warming’, June 21 2000.
[13]Testimony by Representative Joe Knollenburg
(Republican, Michigan) before the House of Representatives, in: Muller, B.
(2000). Congressional Climate Change Hearings: Comedy or Tragedy.
[14]McClaren, D.M., Bullock, S. and Yousouf, N.
(1997) Tomorrow’s World. London: Earthscan Publications.
[15]Sohn
J.(2000) Op cit.
[16]Sohn, J.(2000) Export Credit agencies and
Climate Change; Fossil Fuel Hypocrisy. Hotspot 13, July 2000.
[17]OECD (1997) Reforming Energy and
Transport Subsidies.
[18]CE
(1998) Klimaatschadelijke subsidies; inventarisatie voor Nederland, Delft: CE.
Zwaar
weer op komst, de menselijke kant van het klimaatprobleem is een publicatie van
Milieudefensie
Damrak 26
Postbus
19199
1000
GD Amsterdam
Telefoon:
020 - 550 73 00
Fax:
020 - 550 73 10
E-mail:
service@milieudefensie.nl
Internet: www.milieudefensie.nl
Oorspronkelijke
titel: Gathering storm,
The human cost of climate change
Tekst
en onderzoek: Ophelia Cowell in opdracht van Vereniging Milieudefensie en
Friends of the Earth International. Met extra input van Jacky Karas en voor de
Nederlandse versie van Jasper Korff. Met dank aan Francis Macguire.
Vertaling uit het Engels: Ilse Chang
Eindredactie:
Jasper Korff en Jeroen Schmaal
Productie:
Jeroen Schmaal
Vormgeving:
Studio C-Kwadraat
Foto
omslag: Fred Hoogervorst/HH
Dankwoord van de schrijver
Naast
de mensen die in deel twee worden vermeld, zou ik graag Monic en Edith van
Overveld bedanken omdat ze vrolijk bergen voor mij verzetten. Ook Stefan Raubenheimer, Martin Rocholl,
Faragó Tibor, Dr. Abul Kalam, Karla Schoeters, and Mary bedank ik voor hun
goede ideeën.
Vereniging
Milieudefensie is de Nederlandse lidorganisatie van Friends of the Earth
International (FoEI), een federatie van onafhankelijke milieuorganisaties uit
de hele wereld. De lidorganisaties zijn in 61 landen actief en voeren campagne
rond de meest urgente milieu- en sociale vraagstukken van vandaag.
FoEI Secretariaat
Prins
Hendrikkade 48-III,
NL-1012
AC Amsterdam,
Nederland
e-mail:
foei@foei.org
internet: http:\\www.foei.org
Amsterdam, september 2000
Milieudefensie
Voor dit rapport is uiteraard 100 procent
kringlooppapier gebruikt.
©
2000, Vereniging Milieudefensie
Onder voorwaarde van naamsvermelding mag alles uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerde gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.